Oefening 1: Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord
2. *Tato* žena je lékařka. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij een vrouwelijk enkelvoud.)
3. Vidím *toho* psa. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij een mannelijk levend enkelvoud, accusatief.)
4. Potřebuju *tu* knihu. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “die” bij vrouwelijk enkelvoud, accusatief.)
5. *Tito* lidé jsou naši přátelé. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij mannelijk meervoud.)
6. *Tyto* stoly jsou nové. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “deze” bij vrouwelijk meervoud.)
7. Mám rád *tohle* jablko. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “dit” bij onzijdig enkelvoud.)
8. *Tamten* dům je velmi starý. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “die daar” bij mannelijk enkelvoud.)
9. *Tamta* ulice je klidná. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “die daar” bij vrouwelijk enkelvoud.)
10. Viděl jsem *tamto* auto. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor “dat daar” bij onzijdig enkelvoud.)
Oefening 2: Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in bij de juiste naamval
2. Dám to *té* ženě. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in datief vrouwelijk enkelvoud.)
3. Mluvím o *tom* psu. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in locatief mannelijk enkelvoud.)
4. Vidím *tu* ženu. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in accusatief vrouwelijk enkelvoud.)
5. Čekám na *ty* děti. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in accusatief meervoud.)
6. Slyším *tento* hlas. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in nominatief mannelijk enkelvoud.)
7. Bydlím v *této* vesnici. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in locatief vrouwelijk enkelvoud.)
8. Mám klíče od *tohoto* auta. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in genitief onzijdig enkelvoud.)
9. Dívám se na *tyto* obrazy. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in accusatief vrouwelijk meervoud.)
10. Potřebuji pomoc od *těchto* lidí. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord in genitief meervoud.)