1. *Ta* knjiga je zelo zanimiva. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
2. *Tisti* avto je zelo hiter. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘die’ bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
3. Gledam *to* hišo. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘dat’ bij een onzijdig zelfstandig naamwoord.)
4. *Ti* fantje igrajo nogomet. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij meervoud mannelijk.)
5. Ali vidiš *tisto* drevo? (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘dat’ bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord in afstand.)
6. *Ta* pes je zelo prijazen. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij een mannelijk zelfstandig naamwoord.)
7. *Te* rože so za mamo. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij meervoud vrouwelijk.)
8. Pogledam na *tiste* stavbe daleč stran. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘die’ bij meervoud.)
9. *To* je res lepo mesto. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘dit’ bij onzijdig zelfstandig naamwoord.)
10. Vzel sem *tistega* jabolka z mize. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘die’ bij mannelijk enkelvoud in afstand.)

1. Rad imam *to* kavo, ker je močna. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij onzijdig zelfstandig naamwoord.)
2. *Tisti* učitelj je zelo prijazen. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘die’ bij mannelijk zelfstandig naamwoord in afstand.)
3. Poglej *tiste* ptice na nebu. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘die’ bij meervoud.)
4. *Ta* soba je prevelika za nas. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
5. Rada imam *to* jabolko. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘dit’ bij onzijdig zelfstandig naamwoord.)
6. Kje je *tisti* ključ? (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘die’ bij mannelijk zelfstandig naamwoord in afstand.)
7. *Te* knjige so zelo stare. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij meervoud vrouwelijk.)
8. Ne pozabi vzeti *tistega* denarja. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘die’ bij mannelijk enkelvoud.)
9. Našli smo *to* rešitev skupaj. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij onzijdig zelfstandig naamwoord.)
10. *Ti* fantje so moji prijatelji. (Gebruik het aanwijzend voornaamwoord voor ‘deze’ bij meervoud mannelijk.)