Oefening 1: Aanwijzende voornaamwoorden in het enkelvoud
2. *Бұл* кітап қызықты. (Hint: Gebruik “deze” voor iets dichtbij.)
3. *Сол* адам дәрігер. (Hint: Gebruik “die” voor een persoon op afstand.)
4. *Бұл* алма тәтті. (Hint: Gebruik “deze” voor iets dichtbij.)
5. *Ол* машина жылдам. (Hint: Gebruik “die” voor iets verder weg.)
6. *Бұл* гүл әдемі. (Hint: Gebruik “deze” voor iets dichtbij.)
7. *Сол* бала мектепте. (Hint: Gebruik “die” voor een kind op afstand.)
8. *Бұл* көйлек жаңа. (Hint: Gebruik “deze” voor iets dichtbij.)
9. *Ол* кітапхана үлкен. (Hint: Gebruik “die” voor een gebouw verder weg.)
10. *Бұл* үйдің терезесі таза. (Hint: Gebruik “deze” voor iets dichtbij.)
Oefening 2: Aanwijzende voornaamwoorden in meervoud
2. *Бұл* гүлдер әдемі. (Hint: Gebruik “deze” voor meerdere dingen dichtbij.)
3. *Сол* үйлер үлкен. (Hint: Gebruik “die” voor meerdere gebouwen verder weg.)
4. *Бұл* кітаптар қызықты. (Hint: Gebruik “deze” voor meerdere dingen dichtbij.)
5. *Олар* адамдар мейірімді. (Hint: Gebruik “die” voor meerdere mensen verder weg.)
6. *Бұл* иттер достық. (Hint: Gebruik “deze” voor meerdere dieren dichtbij.)
7. *Сол* ормандар кең. (Hint: Gebruik “die” voor meerdere plaatsen verder weg.)
8. *Бұл* көйлектер жаңа. (Hint: Gebruik “deze” voor meerdere dingen dichtbij.)
9. *Олар* ағаштар биік. (Hint: Gebruik “die” voor meerdere dingen verder weg.)
10. *Бұл* терезелер таза. (Hint: Gebruik “deze” voor meerdere dingen dichtbij.)