Oefening 1: Gebruik van ‘see’ (deze/dat) in het Estisch
2. *See* maja on suur. (Hint: Gebruik ‘see’ voor ‘deze’ bij een enkelvoudig, onzijdig zelfstandig naamwoord.)
3. *See* auto on punane. (Hint: ‘See’ verwijst naar ‘deze’ bij een enkelvoudig, onzijdig zelfstandig naamwoord.)
4. *See* tool on vana. (Hint: ‘See’ wordt gebruikt voor ‘deze’ bij een enkelvoudig, onzijdig zelfstandig naamwoord.)
5. *See* koer jookseb kiiresti. (Hint: ‘See’ betekent ‘deze’ voor een enkelvoudig, onzijdig zelfstandig naamwoord.)
6. *See* telefon on laual. (Hint: ‘See’ voor ‘deze’ bij een enkelvoudig, onzijdig zelfstandig naamwoord.)
7. *See* laud on tugev. (Hint: Gebruik ‘see’ bij een enkelvoudig, onzijdig zelfstandig naamwoord als ‘deze’.)
8. *See* kiri on tähtis. (Hint: ‘See’ betekent ‘deze’ bij enkelvoud en onzijdig.)
9. *See* tuba on suur ja hele. (Hint: ‘See’ wordt gebruikt voor ‘deze’ bij een enkelvoudig onzijdig zelfstandig naamwoord.)
10. *See* pilt on ilus. (Hint: ‘See’ voor ‘deze’ bij een enkelvoudig, onzijdig zelfstandig naamwoord.)
Oefening 2: Gebruik van ‘too’ (die/dat) en meervoudsvormen in het Estisch
2. *Too* maja on vana. (Hint: ‘Too’ betekent ‘die’ bij een enkelvoudig onzijdig zelfstandig naamwoord dat verder weg is.)
3. *Too* koer on sõbralik. (Hint: ‘Too’ gebruik je voor ‘die’ bij enkelvoud, onzijdig of mannelijk.)
4. *Need* lilled on ilusad. (Hint: Gebruik ‘need’ voor ‘deze’ in het meervoud.)
5. *Need* poisid mängivad jalgpalli. (Hint: ‘Need’ betekent ‘deze’ bij meervoud.)
6. *Need* raamatud on huvitavad. (Hint: ‘Need’ gebruik je voor meervoud ‘deze’.)
7. *Need* autod on kiired. (Hint: ‘Need’ is het aanwijzend voornaamwoord voor meervoud ‘deze’.)
8. *Need* toolid on uued. (Hint: ‘Need’ gebruik je voor meervoud ‘deze’.)
9. *Too* mees räägib tõtt. (Hint: ‘Too’ betekent ‘die’ voor enkelvoud.)
10. *Need* lapsed on rõõmsad. (Hint: ‘Need’ gebruik je als aanwijzend voornaamwoord meervoud.)