Oefening 1: Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord (bu, o, həmin)
2. Mən *o* evə baxıram. (Hint: Gebruik het aanwijzende voornaamwoord voor iets dat verder weg is.)
3. *Həmin* adam müəllimdir. (Hint: Gebruik het aanwijzende voornaamwoord om iemand te noemen die eerder genoemd is.)
4. *Bu* qələm sənin deyil. (Hint: Voor iets wat dichtbij de spreker is.)
5. *O* maşın çox bahadır. (Hint: Voor iets dat verder weg is.)
6. *Həmin* gün biz parkda idik. (Hint: Verwijst naar een eerder genoemde dag.)
7. *Bu* uşaqlar məktəbə gedirlər. (Hint: Voor mensen dichtbij de spreker.)
8. *O* çiçək çox gözəldir. (Hint: Voor iets dat niet dichtbij is.)
9. *Həmin* kitabı sən oxudun? (Hint: Verwijst naar een specifieke eerder genoemde boek.)
10. *Bu* gün hava çox isti idi. (Hint: Voor de huidige dag.)
Oefening 2: Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in en let op het zelfstandig naamwoord
2. Mən *o* stulda otururam. (Hint: Gebruik “o” voor iets dat ver weg is, mannelijk zelfstandig naamwoord.)
3. *Həmin* filmin sonu maraqlıdır. (Hint: Verwijst naar een eerder genoemde film.)
4. *Bu* paltar çox gözəldir. (Hint: Voor iets dichtbij, vrouwelijk zelfstandig naamwoord.)
5. *O* telefon sənin deyil. (Hint: Voor iets ver weg, onzijdig zelfstandig naamwoord.)
6. *Həmin* şagird çox çalışır. (Hint: Verwijst naar een eerder genoemde leerling.)
7. *Bu* qəhvə çox dadlıdır. (Hint: Voor iets dichtbij, onzijdig zelfstandig naamwoord.)
8. Mən *o* bağa getdim. (Hint: Gebruik “o” voor een plaats die ver weg is.)
9. *Həmin* məktəb çox böyükdür. (Hint: Verwijst naar een eerder genoemde school.)
10. *Bu* film çox maraqlıdır. (Hint: Voor iets dichtbij, mannelijk zelfstandig naamwoord.)