Oefening 1: Kiezen tussen 这 (zhè) en 那 (nà)
2. *那*个人很高, de persoon die ver weg is wordt bedoeld.
3. 我喜欢*这*辆车, hint: dichtbij de spreker.
4. 你看见*那*只猫了吗? hint: verder weg van de spreker.
5. *这*杯水是冷的, hint: dichtbij de spreker.
6. *那*家餐厅很有名, hint: het restaurant waarover verder wordt gesproken.
7. 请给我*这*张纸, hint: papier dat dichtbij ligt.
8. *那*条路很长, hint: een weg verder weg.
9. 我想买*这*件衣服, hint: kledingstuk dichtbij.
10. *那*个地方很美, hint: een plek ver weg.
Oefening 2: Gebruik van aanwijzende voornaamwoorden met zelfstandige naamwoorden
2. *那*只狗很可爱, hint: hond verder weg.
3. 我们去*这*个公园玩, hint: park dichtbij.
4. *这*张桌子是新的, hint: tafel dichtbij.
5. 你看到*那*座山了吗? hint: berg ver weg.
6. 我想吃*这*个苹果, hint: appel dichtbij.
7. *那*辆车是他的, hint: auto verder weg.
8. 我喜欢*这*条裙子, hint: rok dichtbij.
9. *那*家店很便宜, hint: winkel ver weg.
10. 请把*这*些书放在桌子上, hint: boeken dichtbij.