Oefening 1: Kies de juiste aanwijzende determinator voor mannelijke zelfstandige naamwoorden
2. *Ten* chlapec hrá futbal. (Hint: Gebruik “ten” voor die jongen)
3. *Tento* dom je veľmi starý. (Hint: Gebruik “tento” voor dit huis, mannelijk)
4. *Ten* stôl je veľký. (Hint: Gebruik “ten” voor die tafel)
5. *Tento* pes je priateľský. (Hint: Gebruik “tento” voor deze hond)
6. *Ten* počítač je nový. (Hint: Gebruik “ten” voor die computer)
7. *Tento* muž pracuje v škole. (Hint: Gebruik “tento” voor deze man)
8. *Ten* chlap má modré oči. (Hint: Gebruik “ten” voor die jongen)
9. *Tento* stroj je rýchly. (Hint: Gebruik “tento” voor deze machine)
10. *Ten* deň bol horúci. (Hint: Gebruik “ten” voor die dag)
Oefening 2: Gebruik de juiste aanwijzende determinator voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
2. *Tá* kniha je zaujímavá. (Hint: Gebruik “tá” voor die boek, vrouwelijk)
3. *Táto* izba je čistá. (Hint: Gebruik “táto” voor deze kamer)
4. *Tá* škola je stará. (Hint: Gebruik “tá” voor die school)
5. *Táto* káva je horúca. (Hint: Gebruik “táto” voor deze koffie)
6. *Tá* reštaurácia je blízko. (Hint: Gebruik “tá” voor die restaurant)
7. *Táto* žena spieva pekne. (Hint: Gebruik “táto” voor deze vrouw)
8. *Tá* ulica je dlhá. (Hint: Gebruik “tá” voor die straat)
9. *Táto* pesnička je populárna. (Hint: Gebruik “táto” voor dit liedje, vrouwelijk)
10. *Tá* hodina začína o ôsmej. (Hint: Gebruik “tá” voor die les)