Oefening 1: Aanwijzende determinatoren voor dichtbij (این)
2. من *این* خانه را دوست دارم. (Hint: gebruik het woord voor “deze” bij een dichtbijzijnd zelfstandig naamwoord)
3. آیا *این* ماشینِ تو است؟ (Hint: aanwijzend voor iets wat dichtbij is)
4. *این* دختر دانشآموز است. (Hint: Perzisch voor “deze”)
5. لطفاً *این* مداد را به من بده. (Hint: gebruik dezelfde aanwijzende determinator als bij “deze”)
6. من *این* عکس را در دیوار دیدم. (Hint: dichtbij, “deze”)
7. آیا شما *این* کتابها را خواندید؟ (Hint: meervoud van “deze”)
8. ما *این* روزها خیلی کار داریم. (Hint: “deze” voor tijdsaanduiding dichtbij)
9. او *این* لباس را خیلی دوست دارد. (Hint: aanwijzend voor dichtbij)
10. *این* مرد مهربان است. (Hint: aanwijzend voor iets dichtbij)
Oefening 2: Aanwijzende determinatoren voor verder weg (آن)
2. من *آن* خانه را نمیشناسم. (Hint: aanwijzend voor iets dat verder weg is)
3. آیا تو *آن* کتاب را خواندهای؟ (Hint: gebruik het woord voor “die” bij een verder weg zijnd zelfstandig naamwoord)
4. *آن* مرد پیر در خیابان ایستاده است. (Hint: Perzisch voor “die”)
5. لطفاً *آن* مداد را بردار. (Hint: gebruik dezelfde aanwijzende determinator als bij “die”)
6. ما *آن* فیلم را دوست داشتیم. (Hint: verwijst naar iets wat verder weg is)
7. آیا آنها *آن* نامهها را دریافت کردند؟ (Hint: meervoud van “die”)
8. *آن* روزها خیلی سخت بودند. (Hint: “die” voor tijdsaanduiding verder weg)
9. او *آن* لباس را نپوشید. (Hint: aanwijzend voor iets verder weg)
10. *آن* زن در بازار کار میکند. (Hint: aanwijzend voor iets verder weg)