1. *Гэты* дом вялікі. (Hint: Gebruik het aanwijzende bijvoeglijk naamwoord voor een mannelijk enkelvoud in de nominatief.)
2. *Гэта* кніга цікавая. (Hint: Gebruik het aanwijzende bijvoeglijk naamwoord voor een vrouwelijk enkelvoud in de nominatief.)
3. *Гэтае* дзіця спіць. (Hint: Gebruik het aanwijzende bijvoeglijk naamwoord voor een onzijdig enkelvoud in de nominatief.)
4. *Гэтыя* кветкі прыгожыя. (Hint: Gebruik het aanwijzende bijvoeglijk naamwoord voor meervoud in de nominatief.)
5. Я бачу *гэты* стол. (Hint: Gebruik het aanwijzende bijvoeglijk naamwoord voor mannelijk enkelvoud in de accusatief, gelijk aan nominatief.)
6. Я чытаю *гэтую* кнігу. (Hint: Gebruik het aanwijzende bijvoeglijk naamwoord voor vrouwelijk enkelvoud in de accusatief.)
7. Я бачу *гэтае* акно. (Hint: Gebruik het aanwijzende bijvoeglijk naamwoord voor onzijdig enkelvoud in de accusatief, gelijk aan nominatief.)
8. Мы любім *гэтыя* песні. (Hint: Gebruik het aanwijzende bijvoeglijk naamwoord voor meervoud in de accusatief.)
9. *Гэты* чалавек мой сябар. (Hint: Mannelijk enkelvoud, nominatief.)
10. *Гэтая* жанчына вясковая настаўніца. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud, nominatief.)

1. Я даю кнігу *гэтаму* хлопцу. (Hint: Mannelijk enkelvoud, datief.)
2. Мы ідзём з *гэтым* сябрам. (Hint: Mannelijk enkelvoud, instrumentalis.)
3. Я думаю пра *гэтую* праблему. (Hint: Vrouwelijk enkelvoud, accusatief.)
4. Ён бачыць *гэтых* людзей. (Hint: Meervoud, accusatief.)
5. Мы гаворым пра *гэтых* студэнтаў. (Hint: Meervoud, accusatief.)
6. Я пішу ліст *гэтым* людзям. (Hint: Meervoud, datief.)
7. Я ўдзячны *гэтаму* чалавеку. (Hint: Mannelijk enkelvoud, datief.)
8. Я гуляю з *гэтым* дзіцём. (Hint: Onzijdig enkelvoud, instrumentalis.)
9. Я бачу дом *гэтых* сяброў. (Hint: Meervoud, genitief.)
10. Гэта падарунак для *гэтых* дзяцей. (Hint: Meervoud, datief.)