Oefening 1: Kies het juiste aanwijzende bijvoeglijk naamwoord
2. *Şu* adam dışarıda bekliyor. (Hint: Gebruik het woord voor “die daar” bij iets wat wat verder weg is.)
3. *O* ev çok büyük. (Hint: Gebruik het woord voor “die” bij iets wat ver weg is.)
4. *Bu* kalem benim. (Hint: Iets dichtbij aanwijzen.)
5. *Şu* köpek çok hızlı koşuyor. (Hint: Iets wat wat verder weg is.)
6. *O* çiçekler bahçede açmış. (Hint: Ver verwijzend aanwijzend voor meervoud.)
7. *Bu* masa çok sağlam. (Hint: Dichtbij en enkelvoud.)
8. *Şu* çocuklar parkta oynuyor. (Hint: Verder weg, meervoud.)
9. *O* araba kırmızı renkte. (Hint: Ver verwijzend aanwijzend voor enkelvoud.)
10. *Bu* film çok güzel. (Hint: Iets dichtbij aanwijzen.)
Oefening 2: Vul het juiste aanwijzende bijvoeglijk naamwoord in de context in
2. *Şu* dağlar çok yüksek. (Hint: Gebruik voor iets wat wat verder weg is.)
3. *O* okul bizim mahallede. (Hint: Ver verwijzend aanwijzend.)
4. *Bu* elma çok tatlı. (Hint: Bij iets dichtbij.)
5. *Şu* kitaplar kütüphanede duruyor. (Hint: Iets wat verder weg, meervoud.)
6. *O* telefon yeni model. (Hint: Ver verwijzend aanwijzend.)
7. *Bu* çoraplar temiz. (Hint: Dichtbij, meervoud.)
8. *Şu* film çok ünlü. (Hint: Verder weg, enkelvoud.)
9. *O* şehir çok kalabalık. (Hint: Ver verwijzend.)
10. *Bu* sandalyeler çok rahat. (Hint: Dichtbij, meervoud.)