Oefening 1: Kies het juiste aanwijzend bijvoeglijk naamwoord
2. Ta *avto* je nov in hiter. (Gebruik de mannelijke vorm van ‘die’)
3. Tisti *miza* je prevelika za sobo. (Gebruik de vrouwelijke vorm van ‘die daar’)
4. Tisti *fant* je moj brat. (Gebruik de mannelijke vorm van ‘die daar’)
5. Ta *hiša* ima lep vrt. (Gebruik de vrouwelijke vorm van ‘deze’)
6. Ta *sosed* je zelo prijazen. (Gebruik de mannelijke vorm van ‘deze’)
7. Tisti *pes* je zelo igriv. (Gebruik de mannelijke vorm van ‘die daar’)
8. Ta *jabolko* je sladko. (Gebruik de onzijdige vorm van ‘deze’)
9. Tisti *okno* je odprto. (Gebruik de onzijdige vorm van ‘die daar’)
10. Ta *otroci* so srečni. (Gebruik de meervoudsvorm van ‘deze’)
Oefening 2: Vul het juiste aanwijzend bijvoeglijk naamwoord in
2. *Tisti* avto je rdeč. (Gebruik ’tisti’ voor mannelijke enkelvoud)
3. *To* dekle je moja sestra. (Gebruik ’to’ voor onzijdige enkelvoud)
4. *Te* rože so lepe. (Gebruik ’te’ voor vrouwelijke meervoud)
5. *Ti* fantje so glasni. (Gebruik ’ti’ voor mannelijke meervoud)
6. *Ta* stol je udoben. (Gebruik ’ta’ voor mannelijke enkelvoud)
7. *Tisti* mizi sta stari. (Gebruik ’tisti’ voor vrouwelijke enkelvoud)
8. *To* jabolko je kislo. (Gebruik ’to’ voor onzijdige enkelvoud)
9. *Te* knjige so nove. (Gebruik ’te’ voor vrouwelijke meervoud)
10. *Ti* psi so zvesti. (Gebruik ’ti’ voor mannelijke meervoud)