1. *Овој* маж е мој пријател. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij een mannelijk enkelvoud dichtbij)
2. *Оваа* книга е интересна. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij een vrouwelijk enkelvoud dichtbij)
3. *Овие* столови се удобни. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij meervoud dichtbij)
4. Ја сакам *оваа* песна. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij vrouwelijk enkelvoud dichtbij)
5. *Овој* автомобил е нов. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij mannelijk enkelvoud dichtbij)
6. Тие се *овие* луѓе. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij meervoud dichtbij)
7. *Ова* дете е среќно. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “dit” bij onzijdig enkelvoud dichtbij)
8. Купив *овој* компјутер вчера. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij mannelijk enkelvoud dichtbij)
9. *Оваа* куќа е голема. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij vrouwelijk enkelvoud dichtbij)
10. Види ги *овие* цвеќиња. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “deze” bij meervoud dichtbij)

1. *Тоа* куче е многу умно. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “dat” bij onzijdig enkelvoud ver weg)
2. Ги гледам *тие* птици во дрвото. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “die” bij meervoud ver weg)
3. *Тој* човек е лекар. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “die” bij mannelijk enkelvoud ver weg)
4. Не ми се допаѓа *таа* песна. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “die” bij vrouwelijk enkelvoud ver weg)
5. Купи го *тој* стол за мене. (Gebruik het aanwijzend bijvoегlijk naamwoord voor “die” bij mannelijk enkelvoud ver weg)
6. Тие се *тие* ученици од училиште. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “die” bij meervoud ver weg)
7. *Тоа* дете игра во паркот. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “dat” bij onzijdig enkelvoud ver weg)
8. Гледам *тоа* дрво на крајот од улицата. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “dat” bij onzijdig enkelvoud ver weg)
9. *Таа* жена е професорка. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “die” bij vrouwelijk enkelvoud ver weg)
10. Тие сакаат да купат *тие* книги. (Gebruik het aanwijzend bijvoeglijk naamwoord voor “die” bij meervoud ver weg)