Oefening 1: Voorzetsels van manieren in eenvoudige zinnen
2. Таа зборува *на* македонски јазик. (Hint: Gebruik het voorzetsel dat aangeeft in welke taal.)
3. Ние работиме *за*едно на проектот. (Hint: Gebruik het voorzetsel dat aangeeft dat iets gezamenlijk gebeurt.)
4. Децата трчаат *брзо*. (Hint: Gebruik het woord dat aangeeft de snelheid, geen voorzetsel.)
5. Тие се сретнаа *случајно*. (Hint: Gebruik het woord dat beschrijft de manier van ontmoeting.)
6. Јас пишувам *рачно*. (Hint: Gebruik het woord dat betekent “met de hand”.)
7. Вие патувате *воздушно*. (Hint: Gebruik het voorzetsel dat betekent “met het vliegtuig”.)
8. Мојот брат свири *добро* на гитара. (Hint: Gebruik het woord dat beschrijft de kwaliteit, geen voorzetsel.)
9. Тие играат фудбал *заедно*. (Hint: Gebruik het woord dat betekent “samen”.)
10. Ја читам книгата *полека*. (Hint: Gebruik het woord dat betekent “langzaam”.)
Oefening 2: Vul het juiste voorzetsel van manier in de Macedonische zinnen in
2. Таа гледа филм *на* телевизор. (Hint: Voorzetsel dat aangeeft het apparaat waarop iets gebeurt.)
3. Ние учиме *за*едно во библиотеката. (Hint: Voorzetsel dat geeft een gezamenlijke handeling aan.)
4. Тие се смеат *од* срце. (Hint: Voorzetsel dat aangeeft de bron of reden.)
5. Јас готвам *по* традиционален начин. (Hint: Voorzetsel dat aangeeft hoe iets gebeurt volgens een stijl of methode.)
6. Вие пеењето го правите *убаво*. (Hint: Bijwoord dat beschrijft de manier, geen voorzetsel.)
7. Децата играат фудбал *надвор*. (Hint: Bijwoord dat de locatie aangeeft, geen voorzetsel van manier.)
8. Мојата мајка шие *рачно*. (Hint: Woord dat de manier van werken met de hand aangeeft.)
9. Тие разговараат *телефонски*. (Hint: Woord dat aangeeft op welke manier het gesprek plaatsvindt.)
10. Јас трчам *брзо*. (Hint: Bijwoord dat de snelheid aangeeft, geen voorzetsel.)