1. Ik *heb gelezen* (gebruik perfect, voltooide handeling) een interessant boek.
2. Zij *heeft al drie uur gewacht* (gebruik perfect continuous, handeling duurt nog) op de bus.
3. Wij *hebben gegeten* (gebruik perfect, afgeronde actie) in dat nieuwe restaurant.
4. Hij *heeft gewerkt* (gebruik perfect continuous, actie duurde langere tijd) aan zijn project.
5. Jullie *hebben gekeken* (gebruik perfect, voltooide actie) naar de film gisteren.
6. Zij *heeft geleerd* (gebruik perfect continuous, handeling bezig) voor het examen sinds vanochtend.
7. Ik *heb geschreven* (gebruik perfect, afgeronde handeling) een brief naar mijn vriend.
8. Zij *heeft geslapen* (gebruik perfect continuous, actie duurde lange tijd) al zes uur.
9. Wij *hebben gewandeld* (gebruik perfect, voltooide gebeurtenis) in het park.
10. Hij *heeft gestudeerd* (gebruik perfect continuous, handeling nog bezig) voor de toets.

1. Zij *heeft gewerkt* (gebruik perfect, afgerond) aan het rapport deze ochtend.
2. Ik *ben aan het wachten* (gebruik perfect continuous, actie nog bezig) op jou sinds een uur.
3. Wij *hebben gespeeld* (gebruik perfect, voltooide actie) voetbal gisteren.
4. Hij *heeft geluisterd* (gebruik perfect continuous, handeling duurde) naar muziek sinds vanmiddag.
5. Jullie *hebben gekookt* (gebruik perfect, afgeronde actie) het avondeten al.
6. Zij *is aan het lezen* (gebruik perfect continuous, actie nog bezig) het boek al de hele dag.
7. Ik *heb gereisd* (gebruik perfect, afgeronde gebeurtenis) naar Istanbul vorig jaar.
8. Hij *is aan het oefenen* (gebruik perfect continuous, actie duurt nog) piano sinds vanochtend.
9. Wij *hebben schoongemaakt* (gebruik perfect, voltooide actie) het huis gisteren.
10. Zij *is aan het wachten* (gebruik perfect continuous, actie nog bezig) op de dokter sinds een half uur.