1. 彼は*速く*走ります。 (Hint: Voeg -く toe aan het i-adjectief 速い om een bijwoord te maken dat ‘snel’ betekent.)
2. このケーキは*甘く*て美味しいです。 (Hint: Vorm het bijwoord van 甘い door -く toe te voegen.)
3. 雨が*強く*降っています。 (Hint: Gebruik -く voor het bijwoord van 強い.)
4. 猫が*静かに*寝ています。 (Hint: Dit is een uitzondering; 静か is een na-adjectief, gebruik に voor het bijwoord.)
5. 彼女は*優しく*話します。 (Hint: Maak het bijwoord van 優しい met -く.)
6. 先生は*厳しく*指導します。 (Hint: Vorm het bijwoord van 厳しい met -く.)
7. 風が*冷たく*感じます。 (Hint: Gebruik -く bij het i-adjectief 冷たい.)
8. 子供たちは*楽しそうに*遊んでいます。 (Hint: Voor na-adjectieven zoals 楽しい, gebruik に om het bijwoord te maken.)
9. 音楽が*大きく*聞こえます。 (Hint: Vorm het bijwoord van 大きい met -く.)
10. 彼は*早く*起きました。 (Hint: Gebruik -く bij het i-adjectief 早い.)

1. 部屋は*静かに*掃除されています。 (Hint: Voeg に toe aan het na-adjectief 静か om een bijwoord te maken.)
2. 彼女は*親切に*助けてくれました。 (Hint: Vorm het bijwoord van 親切 met に.)
3. 問題を*丁寧に*説明してください。 (Hint: Gebruik に bij het na-adjectief 丁寧.)
4. 電車は*正確に*時間通りに来ました。 (Hint: Maak het bijwoord van 正確 met に.)
5. 彼は*真剣に*話を聞いています。 (Hint: Voeg に toe aan het na-adjectief 真剣.)
6. 先生は*熱心に*教えています。 (Hint: Gebruik に voor het bijwoord van 熱心.)
7. 彼女は*静かに*部屋に入りました。 (Hint: Vorm het bijwoord van 静か met に.)
8. 子供たちは*元気に*遊んでいます。 (Hint: Voeg に toe aan het na-adjectief 元気.)
9. 彼は*親切に*質問に答えました。 (Hint: Gebruik に om het bijwoord van 親切 te maken.)
10. 天気は*快適に*感じられます。 (Hint: Maak het bijwoord van 快適 met に.)