Oefening 1: Tegenwoordige tijd (Heden) in het Turks
2. Jij *yazıyorsun* een brief (tegenwoordige tijd van ‘schrijven’).
3. Hij *okuyor* een boek (tegenwoordige tijd van ‘lezen’).
4. Wij *çalışıyoruz* samen (tegenwoordige tijd van ‘werken’).
5. Jullie *konuşuyorsunuz* Turks (tegenwoordige tijd van ‘spreken’).
6. Zij *yemek yiyor* in het restaurant (tegenwoordige tijd van ‘eten’).
7. Ik *içiyorum* water (tegenwoordige tijd van ‘drinken’).
8. Jij *gidiyorsun* naar de markt (tegenwoordige tijd van ‘gaan’).
9. Hij *dinliyor* muziek (tegenwoordige tijd van ‘luisteren’).
10. Wij *öğreniyoruz* Turks (tegenwoordige tijd van ‘leren’).
Oefening 2: Verleden tijd (Geçmiş Zaman) in het Turks
2. Jij *yazdın* een brief vorige week (verleden tijd van ‘schrijven’).
3. Zij *okudu* het boek afgelopen maand (verleden tijd van ‘lezen’).
4. Wij *çalıştık* hard gisteren (verleden tijd van ‘werken’).
5. Jullie *konuştunuz* met de leraar (verleden tijd van ‘spreken’).
6. Hij *yedi* het diner thuis (verleden tijd van ‘eten’).
7. Ik *içtim* thee vanmorgen (verleden tijd van ‘drinken’).
8. Jij *gittin* naar de markt gisteren (verleden tijd van ‘gaan’).
9. Zij *dinledi* de muziek gisterenavond (verleden tijd van ‘luisteren’).
10. Wij *öğrendik* veel in de les (verleden tijd van ‘leren’).