Oefening 1: Basis werkwoordvervoegingen in het Macedonisch
2. Ти *јадеш* јаболко (tegenwoordige tijd van „eten“).
3. Тој *пие* вода (tegenwoordige tijd van „drinken“).
4. Ние *работиме* во училиште (tegenwoordige tijd van „werken“).
5. Вие *читате* книга (tegenwoordige tijd van „lezen“).
6. Тие *играат* фудбал (tegenwoordige tijd van „spelen“).
7. Јас *пишувам* писмо (tegenwoordige tijd van „schrijven“).
8. Ти *слушаш* музика (tegenwoordige tijd van „luisteren“).
9. Тој *спие* во кревет (tegenwoordige tijd van „slapen“).
10. Ние *учиме* македонски јазик (tegenwoordige tijd van „leren“).
Oefening 2: Simpele zinnen met vraagwoorden en lidwoorden
2. Каде *одиме* денес? (Vraagwoord „waar“ met het werkwoord „gaan“).
3. Што *јадеш* за појадок? (Vraagwoord „wat“ met het werkwoord „eten“).
4. Зошто *плаче* детето? (Vraagwoord „waarom“ met het werkwoord „huilen“).
5. Кога *доаѓа* автобусот? (Vraagwoord „wanneer“ met het werkwoord „komen“).
6. Колку *чини* книгата? (Vraagwoord „hoeveel“ met het werkwoord „kosten“).
7. Јас имам *една* книга (onbepaald lidwoord „een“).
8. Ти гледаш *голем* телевизор (bijvoeglijk naamwoord „groot“).
9. Тој има *мал* автомобил (bijvoeglijk naamwoord „klein“).
10. Ние купуваме *нови* чевли (bijvoeglijk naamwoord „nieuw“).