Oefening 1: Voltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Zij *saapidiththirundhaal* toen ik haar belde. (Hint: voltooid verleden tijd van eten in het Tamil)
3. Wij *paarkkiraargal* al toen jij aankwam. (Hint: voltooid verleden tijd van kijken in het Tamil)
4. Jij *pesaiththirundhīr* voordat hij binnenkwam. (Hint: voltooid verleden tijd van spreken in het Tamil)
5. De jongen *nīrththinaan* al voordat het regende. (Hint: voltooid verleden tijd van stoppen in het Tamil)
6. Zij *seyththirundhaargal* al toen het feest begon. (Hint: voltooid verleden tijd van doen/maken in het Tamil)
7. Ik *paadiththirundhēn* voordat de muziek startte. (Hint: voltooid verleden tijd van zingen in het Tamil)
8. Jij *vaangiththirundhīr* al voordat ik het vroeg. (Hint: voltooid verleden tijd van kopen in het Tamil)
9. Wij *nindriththirundhom* toen de leraar binnenkwam. (Hint: voltooid verleden tijd van staan in het Tamil)
10. Zij *variththirundhaal* al toen ik aankwam. (Hint: voltooid verleden tijd van komen in het Tamil)
Oefening 2: Voltooid verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
2. Zij *pōgirundhaal* toen jij belde. (Hint: voltooid verleden tijd van gaan in het Tamil)
3. Wij *thandhirundhom* al voordat het gesprek startte. (Hint: voltooid verleden tijd van geven in het Tamil)
4. Jij *thandhirundhīr* al toen ik vroeg. (Hint: voltooid verleden tijd van nemen in het Tamil)
5. De man *solgirundhaan* al voordat de vergadering begon. (Hint: voltooid verleden tijd van zeggen in het Tamil)
6. Zij *thonrirundhaargal* toen de lichten uitgingen. (Hint: voltooid verleden tijd van voelen in het Tamil)
7. Ik *kettirundhēn* al voordat het nieuws kwam. (Hint: voltooid verleden tijd van horen in het Tamil)
8. Jij *vaitthirundhīr* al toen ik de kamer binnenkwam. (Hint: voltooid verleden tijd van zetten/leggen in het Tamil)
9. Wij *udaiyirundhom* al voordat het feest begon. (Hint: voltooid verleden tijd van bezitten in het Tamil)
10. Zij *thirumbi irundhaal* al toen ik haar zag. (Hint: voltooid verleden tijd van terugkeren in het Tamil)