1. Juče sam *video* dobar film. (Gebruik voltooid verleden tijd, want de actie is afgerond.)
2. Ona je juče *radila* ceo dan. (Gebruik eenvoudige verleden tijd voor een doorlopende actie in het verleden.)
3. Mi smo već *pojeli* večeru. (Voltooid verleden tijd voor een afgehandelde handeling.)
4. On je često *igrala* fudbal kada je bio mali. (Eenvoudige verleden tijd voor herhaalde actie.)
5. Ti si *kupio* novu knjigu juče. (Voltooid verleden tijd, afgeronde aankoop.)
6. Deca su juče *trčala* po parku satima. (Eenvoudige verleden tijd voor een onafgemaakte of langere activiteit.)
7. Ja sam *posetio* muzej prošlog meseca. (Voltooid verleden tijd, afgeronde gebeurtenis.)
8. Ona je stalno *gledala* televiziju prošle nedelje. (Eenvoudige verleden tijd voor herhaalde actie.)
9. Mi smo *naučili* mnogo novih stvari na času. (Voltooid verleden tijd, afgeronde leeractie.)
10. On je *vozio* bicikl svaki dan prošlog leta. (Eenvoudige verleden tijd voor herhaalde actie.)

1. Juče sam *pisao* pismo svojoj baki. (Voltooid verleden tijd, actie afgerond.)
2. Ona je *učila* srpski jezik prošle godine. (Eenvoudige verleden tijd, doorlopende actie.)
3. Mi smo *videli* zanimljiv dokumentarac sinoć. (Voltooid verleden tijd, afgeronde gebeurtenis.)
4. On je često *vozio* auto kad je bio mlad. (Eenvoudige verleden tijd, herhaalde actie.)
5. Ti si *popravio* računar juče. (Voltooid verleden tijd, afgeronde actie.)
6. Deca su juče *crtala* cele popodne. (Eenvoudige verleden tijd, doorlopende activiteit.)
7. Ja sam *dobio* pismo juče ujutru. (Voltooid verleden tijd, afgeronde gebeurtenis.)
8. Ona je mnogo puta *pjevala* na koncertima prošle godine. (Eenvoudige verleden tijd, herhaalde actie.)
9. Mi smo *posetili* novu galeriju prošlog vikenda. (Voltooid verleden tijd, afgeronde gebeurtenis.)
10. On je *trčao* svaki dan pre škole. (Eenvoudige verleden tijd, herhaalde actie.)