Oefening 1: Voltooid tegenwoordige tijd met regelmatige werkwoorden
2. Jij *neveshtid* een brief geschreven (let op de verleden tijd van “neveshtan” – schrijven).
3. Hij *raft* naar de winkel gegaan (let op de verleden tijd van “raftan” – gaan).
4. Wij *didim* de film gezien (let op de verleden tijd van “didan” – zien).
5. Jullie *khordid* het eten gegeten (let op de verleden tijd van “khordan” – eten).
6. Zij *khandidand* het boek gelezen (let op de verleden tijd van “khandan” – lezen).
7. Ik *am amad* naar het feest gekomen (let op de verleden tijd van “amadan” – komen).
8. Jij *goftid* de waarheid gezegd (let op de verleden tijd van “goftan” – zeggen).
9. Hij *kard* het werk gedaan (let op de verleden tijd van “kardan” – doen).
10. Wij *shenidim* het nieuws gehoord (let op de verleden tijd van “shenidan” – horen).
Oefening 2: Voltooid tegenwoordige tijd met onregelmatige werkwoorden
2. Jij *rafti* naar huis gegaan (let op de onregelmatige verleden tijd van “raftan” – gaan).
3. Hij *kard* het werk gedaan (let op de onregelmatige verleden tijd van “kardan” – doen).
4. Wij *amadan* op tijd gekomen (let op de onregelmatige verleden tijd van “amadan” – komen).
5. Jullie *neveshtid* de tekst geschreven (let op de onregelmatige verleden tijd van “neveshtan” – schrijven).
6. Zij *khandand* het boek gelezen (let op de onregelmatige verleden tijd van “khandan” – lezen).
7. Ik *goftam* het gezegd (let op de onregelmatige verleden tijd van “goftan” – zeggen).
8. Jij *kharidi* het gekocht (let op de onregelmatige verleden tijd van “kharidan” – kopen).
9. Hij *shenid* het geluid gehoord (let op de onregelmatige verleden tijd van “shenidan” – horen).
10. Wij *khordim* het gegeten (let op de onregelmatige verleden tijd van “khordan” – eten).