Oefening 1: Voltooid tegenwoordige tijd met regelmatige werkwoorden
2. Hun har *spist* frokost allerede (gebruik het voltooid deelwoord van “å spise”).
3. Vi har *lest* boka to ganger (gebruik het voltooid deelwoord van “å lese”).
4. De har *jobbet* hard hele dagen (gebruik het voltooid deelwoord van “å jobbe”).
5. Du har *kjøpt* nye sko (gebruik het voltooid deelwoord van “å kjøpe”).
6. Jeg har *hørt* den sangen før (gebruik het voltooid deelwoord van “å høre”).
7. Hun har *kalt* meg i dag (gebruik het voltooid deelwoord van “å kalle”).
8. Vi har *snart* ferdig med oppgaven (gebruik het voltooid deelwoord van “å snarlig” – let op, deze zin is voorbeeld, pas aan naar correct werkwoord zoals “å gjøre”).
9. De har *danset* hele natten (gebruik het voltooid deelwoord van “å danse”).
10. Du har *trengt* hjelp (gebruik het voltooid deelwoord van “å trenge”).
Oefening 2: Voltooid tegenwoordige tijd met onregelmatige werkwoorden
2. Hun har *skrevet* et brev (gebruik het voltooid deelwoord van “å skrive”).
3. Vi har *dratt* på ferie (gebruik het voltooid deelwoord van “å dra”).
4. De har *sett* filmen to ganger (gebruik het voltooid deelwoord van “å se”).
5. Du har *fått* en gave (gebruik het voltooid deelwoord van “å få”).
6. Jeg har *sagt* sannheten (gebruik het voltooid deelwoord van “å si”).
7. Hun har *funnet* nøklene sine (gebruik het voltooid deelwoord van “å finne”).
8. Vi har *stått* i kø lenge (gebruik het voltooid deelwoord van “å stå”).
9. De har *kommet* hjem sent (gebruik het voltooid deelwoord van “å komme”).
10. Du har *vunnet* konkurransen (gebruik het voltooid deelwoord van “å vinne”).