Oefening 1: Voltooid tegenwoordige tijd met regelmatig werkwoorden
2. तू पुस्तक *वाचले* आहेस. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “वाचा” = lezen)
3. ती जेवण *खाल्ले* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “खा” = eten)
4. आम्ही चित्रपट *बघितला* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “बघा” = kijken)
5. तुम्ही पत्र *लिहिले* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “लिहा” = schrijven)
6. तो गाणं *गातला* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “गा” = zingen)
7. मी नवा कपडा *खरेदी केला* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “खरेदी करा” = kopen)
8. ती बागेत फुले *पिकवली* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “पिकवा” = laten groeien/plukken)
9. आम्ही बाजारातून फळं *घेतली* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “घे” = nemen/kopen)
10. तुम्ही काम *संपवले* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “संपवा” = afronden)
Oefening 2: Voltooid tegenwoordige tijd met onregelmatige werkwoorden
2. ती घरी *आली* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “या” = komen)
3. आम्ही चहा *पिलेला* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “पा” = drinken)
4. तुम्ही मला फोन *केला* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “करा” = doen/maken)
5. तो खिडकी *उघडली* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “उघडा” = openen)
6. मी पुस्तक *वाचले* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “वाचा” = lezen)
7. ती नाच *नाचलेली* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “नाचा” = dansen)
8. आम्ही नवीन घर *खरेदी केलेले* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “खरेदी करा” = kopen)
9. तुम्ही खूप मेहनत *घेतलेली* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “घे” = nemen/doen)
10. तो खूप वेळा ते काम *केलेले* आहे. (Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van “करा” = doen/maken)