Oefening 1: Voltooid tegenwoordige tijd met regelmatig vervoegde werkwoorden
2. Ti si *naučil* slovnico. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘naučiti’ – leren).
3. On je *napisal* pismo. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘napisati’ – schrijven).
4. Mi smo *kupili* kruh. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘kupiti’ – kopen).
5. Vi ste *odgovorili* na vprašanje. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘odgovoriti’ – antwoorden).
6. Oni so *igrali* nogomet. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘igrati’ – spelen).
7. Jaz sem *pogledal* film. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘pogledati’ – kijken).
8. Ti si *poslal* e-pošto. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘poslati’ – sturen).
9. Ona je *prebrala* knjigo. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘prebrati’ – lezen).
10. Mi smo *pripravili* večerjo. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘pripraviti’ – voorbereiden).
Oefening 2: Voltooid tegenwoordige tijd met onregelmatig vervoegde werkwoorden
2. Ti si *videl* ptico. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘videti’ – zien).
3. On je *dal* knjigo mizi. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘dati’ – geven).
4. Mi smo že *jedli*. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘jesti’ – eten).
5. Vi ste *prišli* pozno. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘priti’ – komen).
6. Oni so *vzeli* avto. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘vzeti’ – nemen).
7. Jaz sem *napolnil* kozarec z vodo. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘napolniti’ – vullen).
8. Ti si *spal* dobro. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘spati’ – slapen).
9. Ona je *zaspala* hitro. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘zaspeti’ – in slaap vallen).
10. Mi smo *pili* kavo zjutraj. (Gebruik het voltooid deelwoord van ‘piti’ – drinken).