Oefening 1: Voltooid tegenwoordige tijd (Perfektum)
2. Hun *har læst* den bog flere gange. (Hint: Handeling die in het verleden begon en nu nog effect heeft.)
3. Vi *har set* den film allerede. (Hint: Het gebruik van ‘allerede’ geeft aan dat de actie afgerond is in het heden.)
4. De *har besøgt* Danmark i år. (Hint: Gebruik ‘i år’ om een handeling aan te duiden die dit jaar is gebeurd.)
5. Du *har skrevet* mange breve i sidste uge. (Hint: Let op de tijdsaanduiding en het resultaat in het heden.)
6. Jeg *har boet* i København siden 2015. (Hint: De actie begon in het verleden en duurt nog steeds voort.)
7. Han *har arbejdet* hårdt hele ugen. (Hint: De week is nog niet voorbij, actie loopt door.)
8. Vi *har lært* meget i denne klasse. (Hint: Resultaat van leren is nog merkbaar.)
9. De *har rejst* til mange lande. (Hint: Gebruik voltooid tegenwoordige tijd om ervaring aan te duiden.)
10. Du *har talt* med læreren i dag. (Hint: Tijdsaanduiding ‘i dag’ wijst op voltooid tegenwoordige tijd.)
Oefening 2: Voltooid verleden tijd (Pluskvamperfektum)
2. Hun *havde læst* bogen, inden filmen startede. (Hint: Gebruik pluskvamperfektum voor de volgorde van gebeurtenissen in het verleden.)
3. Vi *havde set* filmen, da du ringede. (Hint: De eerste actie was al afgelopen toen de tweede gebeurde.)
4. De *havde besøgt* Danmark, før de flyttede dertil. (Hint: Duid aan dat bezoek eerder was dan verhuizing.)
5. Du *havde skrevet* brevet, inden du gik ud. (Hint: Handeling die klaar was voor een andere in het verleden.)
6. Jeg *havde boet* i København, da jeg mødte hende. (Hint: Verleden tijd die aangeeft dat iets eerder was gebeurd.)
7. Han *havde arbejdet* hårdt, før han tog ferie. (Hint: Werk was klaar voordat vakantie begon.)
8. Vi *havde lært* meget, før vi tog eksamen. (Hint: Leerproces afgerond vóór examen.)
9. De *havde rejst* til mange lande, da de mødtes. (Hint: Ervaring opgebouwd vóór ontmoeting.)
10. Du *havde talt* med læreren, inden klassen startede. (Hint: Gesprek was afgerond vóór les.)