Oefening 1: Basisvolgorde van bijvoeglijke naamwoorden in Tamil
2. Zij draagt een *mooie* blauwe jurk. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor schoonheid)
3. We hebben een *oude* houten stoel gekocht. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor leeftijd)
4. Hij heeft een *nieuwe* zwarte auto. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor nieuwheid)
5. Ik zag een *kleine* gele vogel in de tuin. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor grootte)
6. De *jonge* slimme student slaagde voor het examen. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor leeftijd)
7. We eten een *zoete* sappige mango. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor smaak)
8. Ze heeft een *oude* mooie foto gevonden. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor leeftijd)
9. Hij droeg een *zachte* warme trui. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor textuur)
10. De *grote* sterke man helpt iedereen. (Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord voor grootte)
Oefening 2: Complexere zinnen met meerdere bijvoeglijke naamwoorden in Tamil
2. Hij woont in een *groot* oud stenen huis. (Let op volgorde: grootte, leeftijd, materiaal)
3. We zagen een *kleine* bruine snelle hond. (Let op volgorde: grootte, kleur, snelheid)
4. De *jonge* slimme hardwerkende student slaagde. (Let op volgorde: leeftijd, intelligentie, eigenschap)
5. Ik draag een *warme* zachte wollen jas. (Let op volgorde: temperatuur, textuur, materiaal)
6. Ze heeft een *oude* mooie houten tafel. (Let op volgorde: leeftijd, schoonheid, materiaal)
7. Hij gaf me een *zoete* verse sappige sinaasappel. (Let op volgorde: smaak, versheid, sappigheid)
8. We kochten een *grote* zware metalen kast. (Let op volgorde: grootte, gewicht, materiaal)
9. De *mooie* kleine witte kat slaapt. (Let op volgorde: schoonheid, grootte, kleur)
10. Hij draagt een *oude* versleten leren jas. (Let op volgorde: leeftijd, staat, materiaal)