Oefening 1: Basisvolgorde van bijvoeglijke naamwoorden
2. Zij droeg een *oude* rode jurk. (Hint: leeftijd vóór kleur)
3. Hij kocht een *nieuwe* zwarte auto. (Hint: nieuwheid vóór kleur)
4. We zagen een *kleine* gele vogel. (Hint: grootte vóór kleur)
5. Dat is een *mooie* groene boom. (Hint: oordeel/mening vóór kleur)
6. Ze hebben een *oude* houten tafel. (Hint: leeftijd vóór materiaal)
7. Hij leest een *interessant* dik boek. (Hint: oordeel vóór grootte)
8. Ze wonen in een *groot* stenen huis. (Hint: grootte vóór materiaal)
9. Hij draagt een *schone* witte das. (Hint: oordeel vóór kleur)
10. De *jonge* slimme student slaagde voor het examen. (Hint: leeftijd vóór oordeel)
Oefening 2: Geavanceerde volgorde van bijvoeglijke naamwoorden
2. Hij reed in een *snel* nieuw Japans voertuig. (Hint: oordeel – nieuwheid – afkomst)
3. We zagen een *kleine* mooie blauwe vogel. (Hint: grootte – oordeel – kleur)
4. Ze droeg een *elegante* lange zwarte jurk. (Hint: oordeel – lengte – kleur)
5. Het is een *oud* zwaar houten meubelstuk. (Hint: leeftijd – gewicht – materiaal)
6. Hij heeft een *groot* modern wit appartement. (Hint: grootte – stijl – kleur)
7. Ze sprak met een *vriendelijke* jonge Franse vrouw. (Hint: oordeel – leeftijd – afkomst)
8. Het was een *interessant* oud Duits boek. (Hint: oordeel – leeftijd – afkomst)
9. Hij kocht een *krachtige* nieuwe rode motorfiets. (Hint: oordeel – nieuwheid – kleur)
10. We bezochten een *historisch* klein Italiaans dorp. (Hint: oordeel – grootte – afkomst)