1. Ang *bagong* bahay ni Ana ay malaki. (Hint: Plaats het adjectief dat ‘nieuw’ betekent vóór het zelfstandig naamwoord.)
2. Nakita ko ang *magandang* bulaklak sa hardin. (Hint: Gebruik het adjectief voor ‘mooi’ vóór het zelfstandig naamwoord.)
3. Bumili siya ng *maliit* na kotse. (Hint: Het adjectief ‘klein’ komt vóór het zelfstandig naamwoord.)
4. Mayroon akong *pula* na libro. (Hint: Het adjectief voor ‘rood’ volgt na bezit in deze zin.)
5. Gusto ko ang *malambot* na unan. (Hint: Het adjectief ‘zacht’ komt vóór het zelfstandig naamwoord.)
6. Ang *matandang* lalaki ay naglalakad sa parke. (Hint: Het adjectief ‘oud’ komt vóór het zelfstandig naamwoord.)
7. Nakita namin ang *malinis* na kuwarto. (Hint: Gebruik het adjectief ‘schoon’ vóór het zelfstandig naamwoord.)
8. Bumili siya ng *mabigat* na bag. (Hint: Het adjectief ‘zwaar’ komt vóór het zelfstandig naamwoord.)
9. Ang *bagong* kotse ay mabilis. (Hint: ‘Nieuw’ komt vóór het zelfstandig naamwoord.)
10. Mayroon siyang *asul* na damit. (Hint: Het adjectief voor ‘blauw’ komt na bezit.)

1. Ang *maliit na pulang* bola ay nasa mesa. (Hint: Plaats eerst het adjectief voor grootte, daarna kleur.)
2. Nakakita ako ng *magandang malaking* bahay. (Hint: Eerst kwaliteit, dan grootte.)
3. Bumili siya ng *lumang mabigat na* libro. (Hint: Eerst leeftijd, dan gewicht.)
4. Ang *maliit na berdeng* isda ay lumalangoy. (Hint: Eerst grootte, daarna kleur.)
5. Mayroon kaming *malaking asul na* kotse. (Hint: Eerst grootte, dan kleur.)
6. Nakita ko ang *mabilis na pulang* kotse. (Hint: Eerst snelheid/kwaliteit, dan kleur.)
7. Bumili siya ng *bagong puting* sapatos. (Hint: Eerst leeftijd/toestand, dan kleur.)
8. Ang *matandang malakas na* lalaki ay nagtatrabaho. (Hint: Eerst leeftijd, dan kracht.)
9. Nakakita kami ng *malinis na maliit na* kwarto. (Hint: Eerst kwaliteit, dan grootte.)
10. Ang *magandang malaking* puno ay nagbibigay ng lilim. (Hint: Eerst kwaliteit, dan grootte.)