Oefening 1: Verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Vorige week *читала* zij een interessant boek. (Hint: werkwoord “читати” betekent “lezen” en verandert in verleden tijd voor vrouwelijk enkelvoud)
3. Wij *говорили* gisteren met onze vrienden. (Hint: werkwoord “говорити” betekent “spreken”, meervoud verleden tijd)
4. Jij *малював* een mooie tekening vorige maand. (Hint: werkwoord “малювати” betekent “tekenen”, mannelijk enkelvoud verleden tijd)
5. Zij *слухала* muziek tijdens het studeren. (Hint: werkwoord “слухати” betekent “luisteren”, vrouwelijk enkelvoud verleden tijd)
6. De kinderen *грали* buiten na school. (Hint: werkwoord “грати” betekent “spelen”, meervoud verleden tijd)
7. Hij *пише* een brief gisteren. (Hint: let op: dit is geen verleden tijd, correct is *писав*)
8. Wij *їли* samen het avondeten. (Hint: werkwoord “їсти” betekent “eten”, meervoud verleden tijd)
9. Jij *пив* thee in de ochtend. (Hint: werkwoord “пити” betekent “drinken”, mannelijk enkelvoud verleden tijd)
10. Zij *жила* in een groot huis toen ze klein was. (Hint: werkwoord “жити” betekent “leven/wonen”, vrouwelijk enkelvoud verleden tijd)
Oefening 2: Verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
2. Wij *йшли* naar het park gisteren. (Hint: werkwoord “йти” betekent “gaan/lopen”, meervoud verleden tijd)
3. Jij *дав* me een cadeau. (Hint: werkwoord “дати” betekent “geven”, mannelijk enkelvoud verleden tijd)
4. Zij *взяла* het boek mee. (Hint: werkwoord “взяти” betekent “nemen”, vrouwelijk enkelvoud verleden tijd)
5. De leraar *казав* dat de toets morgen is. (Hint: werkwoord “казати” betekent “zeggen”, mannelijk enkelvoud verleden tijd)
6. Wij *пили* koffie in de ochtend. (Hint: werkwoord “пити” betekent “drinken”, meervoud verleden tijd)
7. Jij *спав* laat vannacht. (Hint: werkwoord “спати” betekent “slapen”, mannelijk enkelvoud verleden tijd)
8. Zij *пішла* naar huis na school. (Hint: werkwoord “піти” betekent “vertrekken/gaan”, vrouwelijk enkelvoud verleden tijd)
9. Ik *хотів* naar het feest gaan. (Hint: werkwoord “хотіти” betekent “willen”, mannelijk enkelvoud verleden tijd)
10. Zij *могла* niet komen omdat ze ziek was. (Hint: werkwoord “могти” betekent “kunnen”, vrouwelijk enkelvoud verleden tijd)