Oefening 1: Verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Ela *comeu* a súa merenda (verleden tijd van comer, regelmatige werkwoorden op -er).
3. Nós *vivimos* nunha casa antiga (verleden tijd van vivir, regelmatige werkwoorden op -ir).
4. Ti *falaches* co profesor onte (verleden tijd van falar, regelmatige werkwoorden op -ar).
5. Eles *bebéron* toda a auga (verleden tijd van beber, regelmatige werkwoorden op -er).
6. Ela *escribiu* unha carta (verleden tijd van escribir, regelmatige werkwoorden op -ir).
7. Nós *camiñamos* polo parque (verleden tijd van camiñar, regelmatige werkwoorden op -ar).
8. Vós *aprendedes* moito na clase (verleden tijd van aprender, regelmatige werkwoorden op -er).
9. Eu *abrín* a porta cedo (verleden tijd van abrir, regelmatige werkwoorden op -ir).
10. Eles *traballaron* todo o día (verleden tijd van traballar, regelmatige werkwoorden op -ar).
Oefening 2: Verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
2. Ti *fixeches* os deberes rápido (onregelmatig werkwoord facer in verleden tijd).
3. Ela *veu* á festa o sábado (onregelmatig werkwoord vir in verleden tijd).
4. Nós *puxemos* as cadeiras na sala (onregelmatig werkwoord poñer in verleden tijd).
5. Vós *disestes* a resposta correcta (onregelmatig werkwoord dar in verleden tijd).
6. Eles *quixeron* ir ao cine (onregelmatig werkwoord querer in verleden tijd).
7. Eu *souben* a noticia onte (onregelmatig werkwoord saber in verleden tijd).
8. Ti *estuviste* na casa todo o día (onregelmatig werkwoord estar in verleden tijd).
9. Ela *tivo* un problema co coche (onregelmatig werkwoord ter in verleden tijd).
10. Nós *dixemos* a verdade sempre (onregelmatig werkwoord dicir in verleden tijd).