Oefening 1: Toekomstige voltooide tijd met tijdsaanduidingen
2. Over een uur *กิน* hij zijn lunch al. (Hint: ‘eten’ voltooid in de toekomst)
3. Volgende week *ไป* zij al naar Bangkok geweest zijn. (Hint: ‘gegaan zijn’ voltooid in de toekomst)
4. Binnen vijf minuten *อ่าน* ik het boek uit. (Hint: ‘uitgelezen hebben’ in de toekomst)
5. Aan het einde van de dag *ทำ* wij het project af. (Hint: ‘afgemaakt hebben’)
6. Voor middernacht *นอน* hij al. (Hint: ‘geslapen hebben’ voltooide toekomst)
7. Tegen die tijd *เรียน* zij de les al. (Hint: ‘geleerd hebben’ voltooide toekomst)
8. Over drie dagen *เดินทาง* wij al naar het noorden. (Hint: ‘gereisd hebben’ voltooide toekomst)
9. Aanstaande zondag *ซื้อ* jij het nieuwe boek al. (Hint: ‘gekocht hebben’ voltooide toekomst)
10. Binnen een maand *เสร็จ* zij met haar werk. (Hint: ‘klaar zijn’ voltooide toekomst)
Oefening 2: Toekomstige voltooide tijd met modale werkwoorden
2. Wij *จะได้ทำ* het project af vóór de deadline. (Hint: ‘zullen afgemaakt hebben’)
3. Jij *จะได้เขียน* de brief voordat je vertrekt. (Hint: ‘zal geschreven hebben’)
4. Zij *จะได้ดู* de film al tegen de avond. (Hint: ‘zal gekeken hebben’)
5. Ik *จะได้อ่าน* het rapport vóór de vergadering. (Hint: ‘zal gelezen hebben’)
6. Jullie *จะได้ไป* naar het feest als alles klaar is. (Hint: ‘zullen gegaan zijn’)
7. Hij *จะได้กิน* al het eten voor het feest begint. (Hint: ‘zal gegeten hebben’)
8. Zij *จะได้พูด* met de leraar voordat de les eindigt. (Hint: ‘zal gesproken hebben’)
9. Wij *จะได้ทำงาน* klaar vóór het weekend. (Hint: ‘zullen klaar gewerkt hebben’)
10. Jij *จะได้ซ่อม* de fiets voor de reis begint. (Hint: ‘zal gerepareerd hebben’)