1. Do sutra *ću završiti* ovaj zadatak. (Hint: Gebruik de toekomstige voltooide tijd van ‘završiti’ om aan te geven dat je de taak voor morgen af hebt.)
2. Oni *će biti otišli* prije nego što stigneš. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘otići’ om aan te geven dat ze weg zullen zijn voordat jij aankomt.)
3. Do petka *ću naučiti* sve riječi. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘naučiti’ voor een afgeronde actie voor vrijdag.)
4. Marko *će završiti* posao do kraja dana. (Hint: Gebruik toekomstige voltooide van ‘završiti’ om aan te geven dat het werk klaar zal zijn vandaag.)
5. Mi *ćemo već otići* kad ti stigneš. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘otići’ om aan te geven dat wij al weg zullen zijn als jij komt.)
6. Ona *će biti pročitala* knjigu prije ispita. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘pročitati’ om aan te geven dat zij het boek vóór het examen uit zal hebben.)
7. Vi *ćete završiti* projekt prije roka. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘završiti’ voor een project dat voor de deadline klaar is.)
8. Ja *ću već kupiti* karte kad ti nazoveš. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘kupiti’ om te zeggen dat ik de kaarten al gekocht zal hebben als jij belt.)
9. Oni *će već biti otišli* kada počne sastanak. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘otići’ om te zeggen dat ze al weg zullen zijn als de vergadering begint.)
10. Ti *ćeš završiti* zadatak prije nego što te pitaju. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘završiti’ om te zeggen dat jij de taak af hebt voordat men je iets vraagt.)

1. Do sutra u ovo vrijeme *ću već biti završio* posao. (Hint: Gebruik toekomstige voltooide tijd van ‘završiti’ met tijdsaanduiding ‘do sutra u ovo vrijeme’.)
2. Oni *će već biti otišli* prije nego što se probudiš. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘otići’ met tijdsbepaling ‘prije nego što se probudiš’.)
3. Mi *ćemo završiti* sve pripreme do večeri. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘završiti’ met tijdsaanduiding ‘do večeri’.)
4. Ona *će do tada biti pročitala* sve zadatke. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘pročitati’ met tijdsaanduiding ‘do tada’.)
5. Ja *ću već biti kupio* poklon kad dođeš. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘kupiti’ met tijdsaanduiding ‘kad dođeš’.)
6. Vi *ćete završiti* projekt prije kraja tjedna. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘završiti’ met tijdsaanduiding ‘prije kraja tjedna’.)
7. Ti *ćeš već biti napisao* izvještaj do sutra. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘napisati’ met tijdsaanduiding ‘do sutra’.)
8. Oni *će već biti otišli* kad se sastanak završi. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘otići’ met tijdsbepaling ‘kad se sastanak završi’.)
9. Marko *će završiti* zadatak do podneva. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘završiti’ met tijdsaanduiding ‘do podneva’.)
10. Mi *ćemo već biti završili* posao prije nego što kreneš. (Hint: Toekomstige voltooide van ‘završiti’ met tijdsbepaling ‘prije nego što kreneš’.)