Oefening 1: Toekomstige voltooide tijd – actieve vorm
2. Over een uur *zal hij het huis schoongemaakt hebben* voordat zijn vrienden komen. (Toekomstige voltooide tijd van schoonmaken)
3. Tegen die tijd *zal zij haar huiswerk afgemaakt hebben*. (Toekomstige voltooide tijd van afmaken)
4. Volgende week *zal ik de taak voltooid hebben* voordat de deadline is bereikt. (Toekomstige voltooide tijd van voltooien)
5. Over vijf minuten *zal de leraar het examen nagekeken hebben*. (Toekomstige voltooide tijd van nakijken)
6. Tegen dat jij aankomt *zal ik het eten klaargemaakt hebben*. (Toekomstige voltooide tijd van klaarmaken)
7. Binnen een uur *zal hij het verslag geschreven hebben*. (Toekomstige voltooide tijd van schrijven)
8. Overmorgen *zal zij de kamer opgeruimd hebben*. (Toekomstige voltooide tijd van opruimen)
9. Voordat het feest begint, *zal ik de uitnodigingen verstuurd hebben*. (Toekomstige voltooide tijd van versturen)
10. Tegen die tijd *zal iedereen het nieuws gehoord hebben*. (Toekomstige voltooide tijd van horen)
Oefening 2: Toekomstige voltooide tijd – passieve vorm
2. Over een uur *zal het huis geschilderd zijn* voordat de gasten arriveren. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)
3. Tegen die tijd *zal het probleem opgelost zijn*. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)
4. Volgende week *zal de brief verstuurd zijn* voordat de post arriveert. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)
5. Over vijf minuten *zal het document ondertekend zijn*. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)
6. Tegen dat jij thuiskomt *zal de kamer schoongemaakt zijn*. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)
7. Binnen een uur *zal de bestelling geleverd zijn*. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)
8. Overmorgen *zal het contract getekend zijn*. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)
9. Voordat het evenement begint, *zal de zaal ingericht zijn*. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)
10. Tegen die tijd *zal de taak afgerond zijn*. (Passieve vorm in toekomstige voltooide tijd)