1. Tegen die tijd *fogok dolgozni* al drie uur aan het project zijn. (Let op: toekomstige tijd met progressieve vorm van “dolgozik” – werken)
2. Over een uur *fogtok tanulni* voor het examen. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “tanul” – leren)
3. Zij *fogja olvasni* dat boek al de hele dag. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “olvas” – lezen)
4. Wij *fogunk várni* op de bus al twintig minuten. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “vár” – wachten)
5. Jij *fogsz főzni* al twee uur voor het diner. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “főz” – koken)
6. De kinderen *fognak játszani* buiten al sinds de ochtend. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “játszik” – spelen)
7. Ik *fogok írni* die brief al sinds vanochtend. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “ír” – schrijven)
8. Jij en ik *fogunk beszélgetni* al uren over het plan. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “beszélget” – praten)
9. Zij *fog aludni* al zes uur tegen de middag. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “alszik” – slapen)
10. Jullie *fogtok edzeni* al een uur in de sportschool. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “edz” – trainen)

1. Tegen de tijd dat jij arriveert, *fogok már futni* al een uur. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “fut” – rennen)
2. Zij *fog már olvasni* het boek als jij thuiskomt. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “olvas” – lezen)
3. Wij *fogunk dolgozni* aan het project wanneer de vergadering begint. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “dolgozik” – werken)
4. Jij *fogsz várni* op de trein als ik aankom. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “vár” – wachten)
5. De kinderen *fognak játszani* buiten als het gaat regenen. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “játszik” – spelen)
6. Ik *fogok tanulni* voor het examen terwijl jij kookt. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “tanul” – leren)
7. Jullie *fogtok beszélgetni* over het plan als ik er ben. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “beszélget” – praten)
8. Hij *fog már aludni* wanneer de film begint. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “alszik” – slapen)
9. Wij *fogunk edzeni* in de sportschool terwijl het buiten koud is. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “edz” – trainen)
10. Jij en ik *fogunk írni* de rapporten voor de deadline. (Hint: toekomstige voltooide progressieve vorm van “ír” – schrijven)