Oefening 1: Subjunctief gebruiken bij wensen en hoop
2. Het is belangrijk dat zij *бути* (zijn) op tijd.
3. We wensen dat jij *мати* (hebben) succes.
4. Het is nodig dat hij *робити* (doen) zijn huiswerk.
5. Zij wil dat wij *йти* (gaan) naar school.
6. Het is goed dat jij *знати* (weten) de waarheid.
7. Ik wil dat hij *читати* (lezen) het boek.
8. Het is mogelijk dat zij *жити* (leven) in Oekraïne.
9. We hopen dat jij *бачити* (zien) de leraar.
10. Het is wenselijk dat hij *писати* (schrijven) een brief.
Oefening 2: Subjunctief gebruiken bij twijfel en onzekerheid
2. Het is niet zeker dat zij *стати* (worden) dokter.
3. We vermoeden dat hij *говорити* (spreken) met de directeur.
4. Het lijkt alsof jij *робити* (doen) een fout.
5. Ik geloof niet dat zij *йти* (gaan) naar het feest.
6. Het is mogelijk dat hij *мати* (hebben) genoeg tijd.
7. Zij twijfelen of wij *бачити* (zien) de film.
8. Het is onzeker dat jij *писати* (schrijven) de brief op tijd.
9. Ik weet niet of hij *читати* (lezen) dit boek.
10. Het lijkt dat zij *жити* (leven) in een ander land.