1. Knjiga *se čita* svaki dan. (Gebruik de passieve vorm van “čitati” in de tegenwoordige tijd)
2. Pisma *se šalju* poštom. (Gebruik de passieve vorm van “slati” in de tegenwoordige tijd)
3. Proizvodi *se prave* u tvornici. (Gebruik de passieve vorm van “praviti” in de tegenwoordige tijd)
4. Hrana *se priprema* u kuhinji. (Gebruik de passieve vorm van “pripremati” in de tegenwoordige tijd)
5. Kuće *se grade* brzo. (Gebruik de passieve vorm van “graditi” in de tegenwoordige tijd)
6. Učitelji *se poštuju* u školi. (Gebruik de passieve vorm van “poštovati” in de tegenwoordige tijd)
7. Filmovi *se gledaju* u kinu. (Gebruik de passieve vorm van “gledati” in de tegenwoordige tijd)
8. Dokumenti *se potpisuju* od strane direktora. (Gebruik de passieve vorm van “potpisivati” in de tegenwoordige tijd)
9. Poruke *se čitaju* svakog jutra. (Gebruik de passieve vorm van “čitati” in de tegenwoordige tijd)
10. Narudžbe *se obrađuju* brzo. (Gebruik de passieve vorm van “obrađivati” in de tegenwoordige tijd)

1. Pismo *je napisano* jučer. (Gebruik de passieve vorm van “pisati” in de verleden tijd)
2. Kuća *je sagrađena* prošle godine. (Gebruik de passieve vorm van “graditi” in de verleden tijd)
3. Hrana *je pripremljena* za večeru. (Gebruik de passieve vorm van “pripremiti” in de verleden tijd)
4. Film *je pogledan* sinoć. (Gebruik de passieve vorm van “gledati” in de verleden tijd)
5. Izvještaj *je napisan* od strane novinara. (Gebruik de passieve vorm van “napisati” in de verleden tijd)
6. Dokumenti *su potpisani* jučer ujutro. (Gebruik de passieve vorm van “potpisati” in de verleden tijd)
7. Poruke *su pročitane* prije sastanka. (Gebruik de passieve vorm van “pročitati” in de verleden tijd)
8. Narudžbe *su obrađene* brzo. (Gebruik de passieve vorm van “obraditi” in de verleden tijd)
9. Knjiga *je pročitana* za tjedan dana. (Gebruik de passieve vorm van “pročitati” in de verleden tijd)
10. Pisci *su pohvaljeni* za svoj rad. (Gebruik de passieve vorm van “pohvaliti” in de verleden tijd)