Oefening 1: Nominatief en Accusatief
2. Јас го гледам *мачето*. (Hint: Lijdend voorwerp in de accusatief)
3. *Таткото* чита весник. (Hint: Onderwerp in de nominatief)
4. Ти ја сакаш *книгата*. (Hint: Lijdend voorwerp in de accusatief)
5. *Детето* игра во дворот. (Hint: Onderwerp in de nominatief)
6. Јас го слушам *песната*. (Hint: Lijdend voorwerp in de accusatief)
7. *Пријателот* дојде кај мене. (Hint: Onderwerp in de nominatief)
8. Тие ја гледаат *телевизијата*. (Hint: Lijdend voorwerp in de accusatief)
9. *Мажот* работи во градината. (Hint: Onderwerp in de nominatief)
10. Ти го читаш *писмото*. (Hint: Lijdend voorwerp in de accusatief)
Oefening 2: Datief, Genitief, Locatief en Instrumentaal
2. Куќата на *професорот* е голема. (Hint: Bezitsrelatie in de genitief)
3. Седиме во *паркот*. (Hint: Plaatsaanduiding in de locatief)
4. Пишувам со *пенкалото*. (Hint: Middel/werktuig in de instrumentaal)
5. Ти му помагаш на *братот*. (Hint: Meewerkend voorwerp in de datief)
6. Книгата на *студентот* е на масата. (Hint: Bezitsrelatie in de genitief)
7. Тој е во *училиштето*. (Hint: Plaatsaanduiding in de locatief)
8. Ја отворам вратата со *клучот*. (Hint: Middel/werktuig in de instrumentaal)
9. Дадов подарок на *мајката*. (Hint: Meewerkend voorwerp in de datief)
10. Собата на *детето* е уредна. (Hint: Bezitsrelatie in de genitief)