Oefening 1: Tegenwoordige tijd en werkwoordsvormen zonder verleden tijd
2. Jij *ikimasu* naar school. (Hint: Gebruik de beleefde vorm van ‘gaan’ in tegenwoordige tijd)
3. Hij *hanashimasu* altijd met zijn vrienden. (Hint: Beleefde vorm van ‘spreken’ in tegenwoordige tijd)
4. Wij *mimasu* een film vanavond. (Hint: Beleefde vorm van ‘kijken’ in tegenwoordige tijd)
5. Jullie *kakimasu* vaak brieven. (Hint: Beleefde vorm van ‘schrijven’ in tegenwoordige tijd)
6. Zij *nomimasu* water na het sporten. (Hint: Beleefde vorm van ‘drinken’ in tegenwoordige tijd)
7. De kat *nemasu* op de bank. (Hint: Beleefde vorm van ‘slapen’ in tegenwoordige tijd)
8. Ik *arukimasu* naar het park. (Hint: Beleefde vorm van ‘lopen’ in tegenwoordige tijd)
9. Jij *kaimasu* groenten in de winkel. (Hint: Beleefde vorm van ‘kopen’ in tegenwoordige tijd)
10. Wij *asobimasu* in de speeltuin. (Hint: Beleefde vorm van ‘spelen’ in tegenwoordige tijd)
Oefening 2: Gebruik van partikels en tegenwoordige tijd zonder verleden tijd
2. Kare wa gakko ni *ikimasu* (gaan) met de fiets. (Hint: Gebruik de beleefde vorm van ‘gaan’)
3. Kanojo wa hon o *yomimasu* (lezen) in de bibliotheek. (Hint: Gebruik de beleefde vorm van ‘lezen’)
4. Watashitachi wa eiga o *mimasu* (kijken) in de bioscoop. (Hint: Beleefde vorm van ‘kijken’)
5. Anata wa ongaku o *kikimasu* (luisteren) vaak thuis. (Hint: Beleefde vorm van ‘luisteren’)
6. Kare-tachi wa terebi o *mimasu* (kijken) ’s avonds. (Hint: Beleefde vorm van ‘kijken’)
7. Watashi wa ringo o *tabemasu* (eten) elke dag. (Hint: Beleefde vorm van ‘eten’)
8. Anata wa kuruma o *urimasu* (verkopen) niet vaak. (Hint: Beleefde vorm van ‘verkopen’)
9. Kanojo wa uta o *utaimasu* (zingen) graag. (Hint: Beleefde vorm van ‘zingen’)
10. Watashitachi wa tomodachi to *hanashimasu* (praten) in het park. (Hint: Beleefde vorm van ‘praten’)