Oefening 1: Voltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Zij *שמרה* het boek in haar tas. (Hint: vrouwelijk enkelvoud van ‘bewaren’ in verleden tijd)
3. Wij *למדנו* de grammatica vorige week. (Hint: werkwoord ‘leren’ in verleden tijd, eerste persoon meervoud)
4. Jullie *אכלתם* het ontbijt al. (Hint: werkwoord ‘eten’ in verleden tijd, mannelijk meervoud)
5. Ik *דיברתי* met mijn vriend. (Hint: werkwoord ‘spreken’ in verleden tijd, eerste persoon enkelvoud)
6. Hij *שמח* na het goede nieuws. (Hint: werkwoord ‘blij zijn’ in verleden tijd, mannelijk enkelvoud)
7. Zij *הסתכלה* uit het raam. (Hint: werkwoord ‘kijken’ in verleden tijd, vrouwelijk enkelvoud)
8. Wij *נסענו* naar Jeruzalem. (Hint: werkwoord ‘reizen’ in verleden tijd, eerste persoon meervoud)
9. Jij *עבדת* hard gisteren. (Hint: werkwoord ‘werken’ in verleden tijd, mannelijk enkelvoud)
10. Zij *קראו* het boek samen. (Hint: werkwoord ‘lezen’ in verleden tijd, meervoud)
Oefening 2: Voltooid verleden tijd met onregelmatige werkwoorden
2. Zij *לקחה* את התיק שלה. (Hint: werkwoord ‘nemen’ in verleden tijd, vrouwelijk enkelvoud)
3. Wij *ראינו* את הסרט. (Hint: werkwoord ‘zien’ in verleden tijd, eerste persoon meervoud)
4. Jullie *נתתם* לי מתנה. (Hint: werkwoord ‘geven’ in verleden tijd, mannelijk meervoud)
5. Ik *יכולתי* לעזור לך. (Hint: werkwoord ‘kunnen’ in verleden tijd, eerste persoon enkelvoud)
6. Hij *הלך* לבית הספר. (Hint: werkwoord ‘gaan’ in verleden tijd, mannelijk enkelvoud)
7. Zij *אמרה* את האמת. (Hint: werkwoord ‘zeggen’ in verleden tijd, vrouwelijk enkelvoud)
8. Wij *שכחנו* את המפתחות. (Hint: werkwoord ‘vergeten’ in verleden tijd, eerste persoon meervoud)
9. Jij *שתית* מים. (Hint: werkwoord ‘drinken’ in verleden tijd, mannelijk enkelvoud)
10. Zij *נתנו* את העזרה. (Hint: werkwoord ‘geven’ in verleden tijd, vrouwelijk meervoud)