Oefening 1: Present Perfect in het Hebreeuws
2. Zij *heeft geschreven* drie brieven vandaag. (Geef aan dat de handeling voltooid is)
3. Wij *hebben gezien* die film al. (Handeling afgerond, resultaat belangrijk)
4. Jij *hebt gekocht* een nieuwe jas recentelijk. (Focus op het resultaat van de handeling)
5. Hij *heeft gemaakt* het huiswerk nog niet. (Nog steeds relevant voor nu)
6. Jullie *hebben gehoord* het nieuws vanmorgen. (Afgeronde gebeurtenis met effect nu)
7. De kinderen *hebben gespeeld* in de tuin deze middag. (Handeling is klaar)
8. Ik *heb gesproken* met de leraar over mijn cijfers. (Resultaat nu belangrijk)
9. Zij *heeft bezocht* haar grootouders vorige week. (Afgerond in verleden met nu effect)
10. Wij *hebben gegeten* al voordat jij kwam. (Handeling is afgelopen)
Oefening 2: Present Perfect Continuous in het Hebreeuws
2. Zij *is al de hele ochtend aan het praten* met haar vriend. (Focus op een doorlopende actie)
3. Wij *zijn al een uur aan het wachten* op de bus. (Duur en voortgang van actie)
4. Jij *bent de laatste tijd veel aan het sporten*. (Herhaalde of voortdurende activiteit)
5. Hij *is al de hele dag aan het werken* aan zijn project. (Duur benadrukken)
6. Jullie *zijn al wekenlang aan het oefenen* voor het concert. (Continuïteit van de actie)
7. De kinderen *zijn aan het spelen* sinds het middaguur. (Actie nog bezig)
8. Ik *ben al een maand aan het leren* voor het examen. (Duur van activiteit)
9. Zij *is de laatste tijd vaak aan het reizen*. (Herhaalde activiteiten)
10. Wij *zijn de hele avond aan het koken* geweest. (Handeling die net gestopt is, met focus op duur)