Oefening 1: Verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Ол мектепке *барды* (gebruik de verleden tijd van бар- = gaan).
3. Біз кешке фильм *көрдік* (gebruik de verleden tijd van көр- = zien).
4. Сен достарыңмен футбол *ойнадың* (gebruik de verleden tijd van ойна- = spelen).
5. Олар қалада дүкенді *жабды* (gebruik de verleden tijd van жаб- = sluiten).
6. Мен достарыма хат *жаздым* (gebruik de verleden tijd van жаз- = schrijven).
7. Анасы тамақты *дастады* (gebruik de verleden tijd van дастархан жай- = dekken, hier: klaarzetten).
8. Біз саяхатқа *бардық* (gebruik de verleden tijd van бар- = gaan).
9. Сенің әпкең сабақта *болды* (gebruik de verleden tijd van бол- = zijn).
10. Олар кешкі асқа палау *пісірді* (gebruik de verleden tijd van пісір- = koken).
Oefening 2: Verleden tijd van onregelmatige werkwoorden en uitzonderingen
2. Ол анасына телефонмен *қоңырау шалды* (gebruik de verleden tijd van қоңырау шал- = bellen).
3. Біз саябақта ұзақ уақыт *отырдық* (gebruik de verleden tijd van отыр- = zitten).
4. Сен өткен аптада жаңа киім *алдың* (gebruik de verleden tijd van ал- = nemen, krijgen).
5. Олар кешке үйге *келді* (gebruik de verleden tijd van кел- = komen).
6. Мен саған хат *жібердім* (gebruik de verleden tijd van жібер- = sturen).
7. Ол сабақта жаңа сөздерді *үйренді* (gebruik de verleden tijd van үйрен- = leren).
8. Біз ертеңгілікке ерте *тұрдық* (gebruik de verleden tijd van тұр- = staan, opstaan).
9. Сенің ағам кеше концертке *барды* (gebruik de verleden tijd van бар- = gaan).
10. Олар өткен айда ауылға *барды* (gebruik de verleden tijd van бар- = gaan).