Oefening 1: Dubbele vorm in zelfstandige naamwoorden
2. Voor het woord قلم (pen) gebruiken we *قلمان* om twee pennen aan te duiden.
3. Het woord ولد (jongen) wordt in de dubbele vorm *ولدان*.
4. De dubbele vorm van بنت (meisje) is *بنتان*.
5. Bij het woord شجرة (boom) hoort de dubbele vorm *شجرتان*.
6. Voor كرسي (stoel) is de dubbele vorm *كرسيان*.
7. Het woord بيت (huis) wordt in de dubbele vorm *بيتان*.
8. De dubbele vorm van باب (deur) is *بابان*.
9. Bij سيارة (auto) gebruiken we *سيارتان* als dubbele vorm.
10. Het woord طفل (kind) krijgt de dubbele vorm *طفلان*.
Oefening 2: Dubbele vorm in werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
2. Voor “zij studeert” (تدرس) gebruiken we *تدرسان* voor twee meisjes.
3. Het werkwoord “hij schreef” (كتب) wordt in de dubbele vorm *كتبا*.
4. De dubbele vorm van “zij lezen” (يقرأون) is *يقرآن* als het om twee personen gaat.
5. Het bijvoeglijk naamwoord كبير (groot) verandert in *كبيران* in de dubbele vorm.
6. Voor het woord جميل (mooi) gebruiken we de dubbele vorm *جميلان*.
7. De dubbele vorm van “zij eten” (يأكلون) is *يأكلان*.
8. Het werkwoord “hij liep” (مشى) krijgt de dubbele vorm *مشى* (let op: dezelfde vorm, maar context is belangrijk).
9. De dubbele vorm van “zij zijn gekomen” (جاءوا) is *جاءا* (twee personen).
10. Het bijvoeglijk naamwoord صغير (klein) wordt in de dubbele vorm *صغيران*.