Oefening 1: Regelmatige werkwoorden in de verleden tijd
2. Hun *arbejdede* hele dagen sidste uge. (Hint: Verleden tijd van ‘at arbejde’ – regelmatige werkwoorden krijgen ‘-ede’)
3. Vi *besøgte* vores venner i sommer. (Hint: Verleden tijd van ‘at besøge’ – eindigt op ’te’ bij regelmatige werkwoorden)
4. De *snakkede* sammen i telefonen i aftes. (Hint: Verleden tijd van ‘at snakke’ – regelmatige werkwoorden krijgen ‘-ede’)
5. Han *lærte* dansk sidste år. (Hint: Verleden tijd van ‘at lære’ – eindigt op ’te’ bij regelmatige werkwoorden)
6. Jeg *rejste* til København i sidste måned. (Hint: Verleden tijd van ‘at rejse’ – regelmatige werkwoorden krijgen ‘-te’)
7. Vi *besvarede* alle spørgsmålene i testen. (Hint: Verleden tijd van ‘at besvare’ – regelmatige werkwoorden krijgen ‘-ede’)
8. Hun *åbnede* døren langsomt. (Hint: Verleden tijd van ‘at åbne’ – regelmatige werkwoorden krijgen ‘-ede’)
9. De *malede* væggene i stuen. (Hint: Verleden tijd van ‘at male’ – regelmatige werkwoorden krijgen ‘-ede’)
10. Jeg *snublede* på trappen. (Hint: Verleden tijd van ‘at snuble’ – regelmatige werkwoorden krijgen ‘-ede’)
Oefening 2: Onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd
2. Han *så* en film i aftes. (Hint: Verleden tijd van ‘at se’ – onregelmatig, korte vorm)
3. Vi *tog* toget til Aarhus. (Hint: Verleden tijd van ‘at tage’ – onregelmatig)
4. Hun *fik* en gave til sin fødselsdag. (Hint: Verleden tijd van ‘at få’ – onregelmatig)
5. De *spiste* middag sammen. (Hint: Verleden tijd van ‘at spise’ – onregelmatig, verandert stam)
6. Jeg *skrev* et brev til min ven. (Hint: Verleden tijd van ‘at skrive’ – onregelmatig)
7. Han *lød* glad, da han talte. (Hint: Verleden tijd van ‘at lyde’ – onregelmatig, veranderde klinker)
8. Vi *fandt* nøglerne i tasken. (Hint: Verleden tijd van ‘at finde’ – onregelmatig)
9. Hun *blev* hjemme i weekenden. (Hint: Verleden tijd van ‘at blive’ – onregelmatig)
10. De *løb* hurtigt til bussen. (Hint: Verleden tijd van ‘at løbe’ – onregelmatig)