Meervoudsoefeningen: Gebruik van “Ngā” als meervoudig lidwoord
2. *Ngā* whare zijn groot en sterk. (Hint: Meervoud van “het huis” met het juiste lidwoord.)
3. *Ngā* kai worden klaargemaakt voor het feest. (Hint: Meervoud van “het eten” met het juiste lidwoord.)
4. *Ngā* pukapuka liggen op de tafel. (Hint: Meervoud van “het boek” met het juiste lidwoord.)
5. *Ngā* waka varen op het water. (Hint: Meervoud van “de boot” met het juiste lidwoord.)
6. *Ngā* manu zingen in de bomen. (Hint: Meervoud van “de vogel” met het juiste lidwoord.)
7. *Ngā* tamariki leren samen. (Hint: Meervoud van “het kind” met het juiste lidwoord.)
8. *Ngā* kararehe lopen in het bos. (Hint: Meervoud van “het dier” met het juiste lidwoord.)
9. *Ngā* tangata werken hard elke dag. (Hint: Meervoud van “de persoon” met het juiste lidwoord.)
10. *Ngā* maunga zijn hoog en indrukwekkend. (Hint: Meervoud van “de berg” met het juiste lidwoord.)
Meervoudsoefeningen: Meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden in Maori
2. Een *whare* is een huis, meerdere zijn ook *whare*. (Hint: Zelfstandige naamwoorden veranderen vaak niet in het meervoud.)
3. Een *tāne* is een man, meervoud is *tāne*. (Hint: Zelfde vorm voor enkelvoud en meervoud.)
4. Een *wahine* is een vrouw, meervoud is *wahine*. (Hint: Geen wijziging in het woord voor meervoud.)
5. Een *pūkenga* is een expert, meervoud is *pūkenga*. (Hint: Zelfde vorm in meervoud.)
6. Het woord *moana* betekent oceaan, meervoud blijft *moana*. (Hint: Zelfstandige naamwoorden veranderen niet altijd in meervoud.)
7. Een *tamariki* is een kind, meervoud is *tamariki*. (Hint: Zelfde vorm voor enkelvoud en meervoud.)
8. Een *kākā* is een papegaai, meervoud is *kākā*. (Hint: Geen verandering in het woord bij meervoud.)
9. Een *rākau* is een boom, meervoud is *rākau*. (Hint: Zelfde vorm in meervoud.)
10. Het woord *pūtea* betekent portemonnee, meervoud blijft *pūtea*. (Hint: Zelfstandige naamwoorden veranderen niet altijd in meervoud.)