1. Ik heb *veel* boeken gelezen. (Hint: Gebruik een adjectief dat een grote hoeveelheid aanduidt.)
2. Er zijn *weinig* appels in de mand. (Hint: Gebruik een adjectief dat een kleine hoeveelheid aanduidt.)
3. Zij heeft *drie* broers. (Hint: Gebruik een exact getal als kwantitatief adjectief.)
4. Wij hebben *alle* stoelen schoongemaakt. (Hint: Gebruik een adjectief dat een volledige hoeveelheid aanduidt.)
5. Er is *geen* melk meer in de koelkast. (Hint: Gebruik een adjectief dat een afwezigheid van hoeveelheid aanduidt.)
6. Hij drinkt *soms* koffie. (Hint: Gebruik een adjectief dat een onregelmatige hoeveelheid aanduidt.)
7. Ik zag *enkele* vogels in de tuin. (Hint: Gebruik een adjectief dat een beperkte hoeveelheid aanduidt.)
8. Er waren *veel* mensen op het feest. (Hint: Gebruik een adjectief dat een grote groep aanduidt.)
9. Zij heeft *twee* katten. (Hint: Gebruik een exact getal als kwantitatief adjectief.)
10. We hebben *genoeg* voedsel voor iedereen. (Hint: Gebruik een adjectief dat een voldoende hoeveelheid aanduidt.)

1. *Veel* studenten kwamen opdagen voor het examen. (Hint: Gebruik een adjectief dat een grote hoeveelheid personen aanduidt.)
2. Er zijn *enkele* fouten in je werk. (Hint: Gebruik een adjectief dat een kleine, niet exacte hoeveelheid aanduidt.)
3. Zij heeft *geen* interesse in sport. (Hint: Gebruik een adjectief dat een afwezigheid van hoeveelheid of mate aanduidt.)
4. We moeten *alle* documenten controleren. (Hint: Gebruik een adjectief dat een volledige hoeveelheid aanduidt.)
5. Hij geeft *weinig* aandacht aan details. (Hint: Gebruik een adjectief dat een kleine hoeveelheid aanduidt.)
6. Er waren *twee* auto’s geparkeerd voor het huis. (Hint: Gebruik een adjectief dat een exact aantal aanduidt.)
7. Ik heb *genoeg* tijd om te studeren. (Hint: Gebruik een adjectief dat een voldoende hoeveelheid aanduidt.)
8. *Sommige* mensen vinden dat moeilijk. (Hint: Gebruik een adjectief dat een onbepaalde beperkte hoeveelheid aanduidt.)
9. We hebben *meer* informatie nodig. (Hint: Gebruik een adjectief dat een toename in hoeveelheid aanduidt.)
10. Zij heeft *minder* geld dan vroeger. (Hint: Gebruik een adjectief dat een afname in hoeveelheid aanduidt.)