Kwantificatoroefening 1: Basis kwantificatoren
2. На столу је *неко* хлеб. (Gebruik een kwantificator voor een onbepaald, maar klein aantal.)
3. Он има *неколико* књига. (Kies het woord dat een beperkt aantal aangeeft.)
4. У парку нема *никаквих* животиња. (Gebruik een ontkennende kwantificator voor geen dieren.)
5. Сви ученици су дошли на час. (Gebruik de kwantificator die “iedereen” betekent.)
6. Ја немам *мало* слободног времена. (Kies een kwantificator die een kleine hoeveelheid uitdrukt.)
7. Она има *пуну* торбу књига. (Gebruik een kwantificator die aangeeft dat iets vol is.)
8. Имамо *неколико* нових пријатеља. (Kies de kwantificator voor een paar vrienden.)
9. У кутији нема *ниједног* слаткиша. (Gebruik een ontkennende kwantificator voor geen enkele snoepje.)
10. На тржишту продају *мало* воћа. (Kies een kwantificator voor een kleine hoeveelheid fruit.)
Kwantificatoroefening 2: Gevorderde kwantificatoren en zinsverband
2. У соби има *нескромно* много људи. (Gebruik een kwantificator die een overmatige hoeveelheid uitdrukt.)
3. *Нико* није видео шта се десило. (Gebruik een kwantificator die “niemand” betekent.)
4. Она има *довољно* новца за куповину. (Kies een kwantificator die een voldoende hoeveelheid aanduidt.)
5. У библиотеци има *све* књиге које ми требају. (Gebruik een kwantificator die “alle” betekent.)
6. Није било *никаквих* проблема на путу. (Gebruik een ontkennende kwantificator voor geen problemen.)
7. Он је позвао *неке* пријатеље на забаву. (Kies een kwantificator voor een onbepaald aantal vrienden.)
8. У продавници је остало *само* мало хлеба. (Gebruik een kwantificator die een zeer kleine hoeveelheid uitdrukt.)
9. *Мало* људи зна за овај извор. (Kies een kwantificator die een klein aantal aanduidt.)
10. Она има *сваки* разлог да буде срећна. (Gebruik een kwantificator die “elk” betekent.)