Kwantificatoroefening 1: Gebruik van ‘सबै’ (alle)
2. उनीहरूले *सबै* साथीहरूलाई निम्तो पठाए। (Hint: “Alle vrienden” betekent dat iedereen is uitgenodigd.)
3. हामीले *सबै* काम पूरा गर्यौं। (Hint: “Alle taken” betekent dat niets is overgeslagen.)
4. तिमीले *सबै* प्रश्नहरूको जवाफ दियौ। (Hint: Alle vragen zijn beantwoord.)
5. वहाँ *सबै* विद्यार्थीहरू कक्षा मा छन्। (Hint: Iedereen in de klas is aanwezig.)
6. हामीले *सबै* खाना खायौं। (Hint: Er is niets over van het eten.)
7. म *सबै* गीतहरू सुन्छु। (Hint: Alle liedjes worden gehoord.)
8. वहाँ *सबै* फूलहरू फुलेका छन्। (Hint: Alle bloemen zijn in bloei.)
9. हामीले *सबै* सन्देशहरू पढ्यौं। (Hint: Geen enkel bericht is gemist.)
10. तिमीले *सबै* कामहरू राम्रो गर्यौ। (Hint: Alle taken zijn goed gedaan.)
Kwantificatoroefening 2: Gebruik van ‘केही’ (sommige) en ‘कुनै’ (geen)
2. वहाँलाई *कुनै* समस्या छैन। (Hint: “Geen probleem” betekent dat er geen problemen zijn.)
3. हामीसँग *केही* समय छ। (Hint: Er is een beperkte hoeveelheid tijd.)
4. तिमीले *कुनै* पानी पिउनुभएन। (Hint: “Geen water” betekent dat er niets gedronken is.)
5. मसँग *केही* प्रश्नहरू छन्। (Hint: Er zijn enkele vragen, niet alle.)
6. वहाँमा *कुनै* मानिस छैनन्। (Hint: Er zijn geen mensen aanwezig.)
7. हामीले *केही* मिठाइहरू खान्छौं। (Hint: Sommige snoepjes worden gegeten.)
8. तिमीले *कुनै* कुरा भन्नुभएन। (Hint: Er is niets gezegd.)
9. मसँग *केही* पैसा छ। (Hint: Er is een bepaalde hoeveelheid geld.)
10. वहाँमा *कुनै* किताब छैन। (Hint: Er zijn geen boeken aanwezig.)