Kwantificatoroefening 1: Algemene kwantificatoren
2. Quero *algúns* froitos para o almorzo. (Gebruik een kwantificator voor “enkele”)
3. *Todos* os alumnos están na clase. (Gebruik een kwantificator voor “allen”)
4. Non hai *ningún* problema co exame. (Gebruik een kwantificator voor “geen”)
5. Vimos *moitas* películas durante o verán. (Gebruik een vrouwelijke vorm van “veel”)
6. Hai *algúns* problemas coa conexión de internet. (Gebruik een kwantificator voor “enkele”)
7. *Todas* as mesas están ocupadas. (Gebruik een vrouwelijke vorm van “allen”)
8. Non vin *ningún* coche na rúa. (Gebruik een kwantificator voor “geen”)
9. Compramos *moitas* mazás no mercado. (Gebruik een vrouwelijke vorm van “veel”)
10. Necesito *algúns* minutos máis para rematar. (Gebruik een kwantificator voor “enkele”)
Kwantificatoroefening 2: Kwantificatoren in vragen en ontkenningen
2. Non hai *ningún* problema coa tarefa? (Gebruik een kwantificator voor “geen”)
3. Queres *moitas* galletas para a festa? (Gebruik een vrouwelijke vorm van “veel”)
4. Non vin *ningún* paxaro no xardín. (Gebruik een kwantificator voor “geen”)
5. Tés *todos* os libros que necesitas? (Gebruik een kwantificator voor “allen”)
6. Non temos *moitos* cartos para gastar. (Gebruik een kwantificator voor “veel”)
7. Podes darme *algúns* exemplos, por favor? (Gebruik een kwantificator voor “enkele”)
8. Non queda *ningunha* cadeira libre. (Gebruik een vrouwelijke vorm van “geen”)
9. Queren *moitos* xoguetes para os nenos. (Gebruik een kwantificator voor “veel”)
10. Non están *todos* os estudantes na clase hoxe. (Gebruik een kwantificator voor “allen”)