Interrogativpronomen Oefeningen voor Duitse grammatica

Computer screen displaying language learning grammar exercises

Interrogatieve voornaamwoorden, ofwel vragende voornaamwoorden, zijn essentieel in het Duits om vragen te kunnen stellen. Ze geven aan naar welke informatie gezocht wordt. We gebruiken ze om specifieke vragen te stellen die meer willen weten dan alleen een ja of nee antwoord. Het correct gebruiken van deze woorden is fundamenteel voor een goede communicatie in het Duits.

In deze oefeningen zal je de juiste Duitse interrogatieve voornaamwoorden moeten invullen in de zinnen. Dit zal je helpen om je begrip en bekwaamheid in het stellen van vragen in het Duits te verbeteren. Onthoud de vormen zoals “wer”, “was”, “wo”, “wann”, “warum” en gebruik ze correct in de context van de zinnen.

Oefening 1: Vul de ontbrekende Interrogativpronomen in

*Wer* (wie) hat dir dieses Geschenk gegeben?

Wissen Sie, *wem* (aan wie) dieses Buch gehört?

*Was* (wat) möchtest du zum Abendessen essen?

*Wo* (waar) hast du deinen Schlüssel zuletzt gesehen?

*Warum* (waarom) bist du gestern nicht zur Party gekommen?

Mit *wem* (met wie) hast du gestern gesprochen?

Ab *wann* (vanaf wanneer) ist der Laden geöffnet?

*Wohin* (waar naartoe) gehst du in den Urlaub?

Ãœber *was* (waarover) denkst du nach?

*Wie* (hoe) hast du das Problem gelöst?

Seit *wann* (sinds wanneer) lernst du Deutsch?

*Wessen* (van wie) Stift ist das?

*Wie viele* (hoeveel) Leute kommen heute Abend?

*Welche* (welke) Farbe hat dein neues Auto?

*Wohin* (waar naartoe) führt dieser Weg?

Oefening 2: Kies het juiste Interrogativpronomen

Kannst du mir sagen, *woher* (van waar) er kommt?

*Wofür* (waarvoor) interessierst du dich?

Erklär mir bitte, *wieso* (waarom) das so wichtig ist?

Weißt du, *worauf* (waarop) sie wartet?

*Wen* (wie) hast du heute in der Stadt getroffen?

Können Sie mir sagen, um *wie viel Uhr* (hoe laat) der Zug abfährt?

Mich interessiert, *warum* (waarom) er das gesagt hat.

Von *wem* (van wie) hast du diese Informationen bekommen?

Sag mir, *an wen* (aan wie) du gedacht hast?

*Welches* (welk) Buch liest du gerade?

*Womit* (waarmee) kann ich Ihnen helfen?

*Woran* (waaraan) erinnerst du dich?

Sie fragt sich, *wie lange* (hoe lang) es dauern wird.

Ich frage mich, *wozu* (waartoe) das alles gut ist?

Mit *welchem* (met welk) Zug fährst du morgen?

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller