1. *Ako* ay nag-aaral ng Tagalog. (Hint: Eerste persoon enkelvoud – ik)
2. Nakita kita kahapon, *ikaw*. (Hint: Tweede persoon enkelvoud – jij/je)
3. Siya ay mabait. (Hint: Derde persoon enkelvoud – hij/zij) – *Siya*
4. Kami ay pupunta sa palengke. (Hint: Eerste persoon meervoud exclusief luisteraar – wij exclusief jij) – *Kami*
5. Tayo ay magkikita bukas. (Hint: Eerste persoon meervoud inclusief luisteraar – wij inclusief jij) – *Tayo*
6. Sila ay naglalaro sa parke. (Hint: Derde persoon meervoud – zij) – *Sila*
7. Ang libro ay sa akin. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord eerste persoon enkelvoud – mijn) – *akin*
8. Ang bahay ay sa iyo. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord tweede persoon enkelvoud – jouw) – *iyo*
9. Ang aso ay sa kanya. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord derde persoon enkelvoud – zijn/haar) – *kanya*
10. Ang kotse ay sa amin. (Hint: Bezittelijk voornaamwoord eerste persoon meervoud exclusief – ons/onze) – *amin*

1. *Ito* ang aking bahay. (Hint: Aanwijzend voornaamwoord dichtbij spreker – dit/deze)
2. *Iyan* ang iyong libro. (Hint: Aanwijzend voornaamwoord dichtbij toehoorder – dat/die)
3. *Iyon* ang kanilang sasakyan. (Hint: Aanwijzend voornaamwoord ver weg – dat/die daar)
4. Pinag-aralan ko *ang sarili ko*. (Hint: Wederkerend voornaamwoord eerste persoon enkelvoud – mezelf)
5. Nagsalita siya tungkol sa *sarili niya*. (Hint: Wederkerend voornaamwoord derde persoon enkelvoud – zichzelf)
6. Pinagtulungan namin *ang sarili namin*. (Hint: Wederkerend voornaamwoord eerste persoon meervoud – onszelf)
7. Tinutulungan nila *ang sarili nila*. (Hint: Wederkerend voornaamwoord derde persoon meervoud – zichzelf)
8. *Dito* tayo magpahinga. (Hint: Plaatsaanduiding dichtbij spreker – hier)
9. *Doon* ay maraming tao. (Hint: Plaatsaanduiding ver weg – daar)
10. Huwag mong kalimutan ang *sarili mo*. (Hint: Wederkerend voornaamwoord tweede persoon enkelvoud – jezelf)