Wanneer je Engels leert, zijn er veel grammaticale constructies die kunnen zorgen voor verwarring. Een gebied waar veel leerlingen moeite mee hebben, is het gebruik van de infinitief (’to’ + werkwoord) en het gerund (het werkwoord + ‘-ing’). Beide vormen kunnen gebruikt worden als onderwerp, object of na bepaalde voorzetsels, maar er zijn belangrijke verschillen in gebruik en betekenis. Door te oefenen met verschillende zinnen kun je leren aanvoelen wanneer je welke vorm moet gebruiken.
In deze oefening focussen we ons op het correct gebruiken van de infinitief en het gerund in de Engelse taal. Dit kan vooral lastig zijn wanneer je het verschil moet toepassen na bepaalde werkwoorden en in verschillende contexten. Het herkennen van wanneer een werkwoord gevolgd wordt door een infinitief of een gerund is een cruciale vaardigheid die elke Engelse student moet ontwikkelen.
Oefening 1: Infinitief of Gerund
I enjoy *listening* (verb) to music while I work.
She decided *to call* (verb) her friend after work.
Our goal is *to improve* (verb) our English.
They avoid *going* (verb) to crowded places.
Daniel kept *talking* (verb) during the movie.
Do you mind *closing* (verb) the door?
He agreed *to take* (verb) on the new project.
Itās difficult *to find* (verb) a good restaurant open at this time.
The children promised *to clean* (verb) their rooms.
You should consider *joining* (verb) the club.
I can’t stand *being* (verb) stuck in traffic.
Jim admitted *to eating* (verb) the last piece of cake.
Emma plans *to study* (verb) abroad next year.
You risk *losing* (verb) the game if you keep playing like this.
She suggested *going* (verb) to the new Italian restaurant.
Oefening 2: Kies de Correcte Vorm
Mike continues *to work* (verb) on his project every weekend.
They enjoy *hiking* (verb) in the mountains during summer.
Are you interested in *joining* (verb) our book club?
The teacher expects all students *to complete* (verb) the assignment on time.
I regret *informing* (verb) you that your application has been declined.
You canāt give up *trying* (verb) when things get tough.
My mother is considering *moving* (verb) to a smaller house.
Bob avoids *doing* (verb) his homework until the last possible moment.
They discussed *going* (verb) on a vacation to Greece.
Tom appears *to be* (verb) the best candidate for the job.
I can’t help *wondering* (verb) why he said that.
John eventually succeeded in *getting* (verb) a promotion.
Would you mind *repeating* (verb) the question?
The company is planning *to expand* (verb) into new markets.
Anna misses *swimming* (verb) in the ocean when she’s away from the beach.